(of Jan), gelat.: Joannes Vredemannus Frisius, Nederlands bouwmeester (Leeuwarden 1527 - Hamburg? na 30 Aug. 1606 ?), werkte in 1548 te Mechelen, daarna in Friesland. In 1555 verscheen te Antwerpen zijn eerste geschrift.
In Zuid-Nederland schilderde hij zijn bekende „perspectieven”. Hij vluchtte voor Alva (1570), maar keerde in 1575 naar Antwerpen terug, waar hij bouwleider der stadsvestingen werd. Na de inneming van de stad door Parma (1585) nam hij weer de wijk en begon zijn zwerftocht door Duitsland en Holland. Niet zozeer door zijn bouwwerken (de keizerlijke kunstgalerij te Praag en de nog gedeeltelijk bewaard gebleven raadzaal te Dantzig) maar veel meer door zijn geschriften en prenten had hij een buitengewone invloed op de ontwikkeling der bouwkunst in de Nederlanden en in geheel Noord-Europa.Bibl.: Architectura oder Bauung der Antiquen aus dem Vitruv (Antorff 1581, herh. herdr. en in het Lat., Fr. en Ned. vert.).
Lit.: A. Schoy, H. V. de V. (Bruxelles 1878); H. Visscher, J. V. de V., in: Nieuw Ned. biogr. woordenboek VII (1927); F. A.
J. Vermeulen, Handb. tot de gesch. der Ned. bouwkunst, II (’s-Gravenhage 1941).