Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Hans willem bentinck

betekenis & definitie

baron, later graaf van Portland (Raalte 20 Juli 1649 - Bulstrode in Engeland 23 Nov. 1709), werd page bij Willem III, prins van Oranje. Toen deze in 1675 de pokken kreeg Baron Bentinck, graaf van Portland, detail naar een prent van Williams en de geneesheren het nodig oordeelden, dat een jong, gezond persoon zich bij den zieke onder de dekens begaf, om het uitkomen der pokken te bevorderen, verklaarde de kamerjonker zich hiertoe bereid.

Hij verzorgde den prins 16 dagen en 16 nachten, zodat de prins later verklaarde, dat hij niet wist, of Bentinck in die tijd geslapen had, maar wel, dat hij dien trouwen dienaar nooit tevergeefs had geroepen. Na het herstel van Willem III kreeg Bentinck zelfde pokken, maar was spoedig weder bij het leger. Zijn getrouwheid had op den prins een diepe indruk gemaakt, zodat hij later steeds de gunsteling en vertrouwde bleef van dien vorst. De prins liet Bentinck, nadat deze de heerlijkheden Drimmelen en Rhoon verkregen had, in de ridderschap van Holland opnemen en belastte hem met hoogst belangrijke zendingen, bijv. in 1676 naar Engeland, om over het huwelijk met Maria, oudste dochter van Jacobus, hertog van York, te onderhandelen; in 1688 naar de regering van Amsterdam, om deze tot het goedkeuren van de tocht naar Engeland over te halen enz. Toen Willem III koning van Engeland was geworden, verhief hij Bentinck tot pair van Engeland (1689) met de titels baron van Cirencester, burggraaf van Woodstock en graaf van Portland. Hij schonk hem in 1696 daarenboven de orde van de Kouseband.Bentinck vergezelde den koning op al zijn tochten, hield zich in Engeland staande door zijn bekwaamheid, te midden van de afgunst der Britse edelen, streed dapper in de slag bij Neerwinden (29 Juli 1693), waarin hij gewond werd en nam in Aug. 1695 den Fransen maarschalk Boufflers gevangen, nadat deze Namen had overgegeven. Aan de vredesonderhandelingen van Rijswijk (1697) nam hij een werkzaam aandeel en vertrok in 1698 als ambassadeur naar Frankrijk. Toen hij, bij zijn terugkomst in Engeland, meende door Willem III te worden achtergesteld bij den graaf van Keppel, legde hij in Mei 1699 al zijn betrekkingen aan het hof neder en zette alleen de onder handelingen met Frankrijk voort over het tweede verdelingsverdrag der Spaanse monarchie. In 1701 werd hij daarom door het Lagerhuis aangeklaagd, doch de lords trokken de aanklacht in. Zijn vriendschap met den koning-stadhouder werd spoedig weer grotendeels hersteld en Willem overlaadde hem opnieuw met rijkdommen en gunstbewijzen.

Willem III overleed in de armen van den vriend zijner jeugd. Na de dood van den koning leefde hij ambteloos in Engeland of op Zorgvliet bij ’s-Gravenhage.

Hij was ongetwijfeld een bijzonder trouw vriend, een goed officier en zeer bekwaam diplomaat, zoals hij ook in Duitsland toonde; zijn karakter was echter niet vrij van geld- en eerzucht.

Lit.: Th. B. Macaulay, Hist. of England; E. and M. S. Grew, The Court of William III (1910); N. Japikse, Prins Willem III, 2 dln (Amsterdam i930-*33); Correspondentie van Willem III en van H.

W. Bentinck, uitgegeven door Japikse, 5 dln (’s-Gravenhage I927-I937).

< >