Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HANDELSOORLOG

betekenis & definitie

(Frans: guerre de course) is een vorm van zee-oorlog, waarbij de aanval wordt gericht op ’s vijands handelsvloot, zonder dat diens gewapende macht van de zee is verdreven. Het is gemeenlijk de toevlucht van de (plaatselijk) zwakste partij, aan wie het gebruik der zeewegen door de sterkere is ontzegd en die geen ander middel heeft om de tegenstander schade te doen.

Waar de eigen slagvloot is uitgeschakeld en de handelsvaart stopgezet, blijven er altijd mogelijkheden open om met lichte of gecamoufleerde strijdkrachten door te breken naar het ontzegde zeegebied om aldaar een tegenoffensief te openen op de kwetsbare handelsverbindingen van de vijand.Deze methode is begrijpelijkerwijs al vroeg in practijk gebracht, bijv. door de Britse en Hollandse zeelieden in W.-Indië tegen de Spaanse zilvervloten, maar ook omgekeerd, door de Duinkerker kapers tegen de Nederlandse scheepvaart in het beperkte gebied van Kanaal en Noordzee (z convooi). In de zee-oorlogen tussen 1793 en 1812 bereikten de Franse handelsvernielers grote resultaten. Als regel werden deze verliezen veroorzaakt door snelle, verspreid agerende kruisers, behorende tot de oorlogsmarine of door particulieren ter kaapvaart uitgerust.

Tot nu toe heeft de ervaring geleerd, dat een handelsoorlog alléén niet tot de overwinning kan leiden. Om te beginnen streeft deze slechts een negatief doel na, nl. de tegenstander te ontzeggen, wat men zelf ontbeert, en kan in geen enkel opzicht bijdragen tot het herstel van de eigen scheepvaart. Bovendien hebben de eerste successen als regel tot gevolg dat men de mogelijkheden van deze krijgsvoering overschat en met name geneigd is om de handelskruisers op eigen gelegenheid te laten ageren, zonder hun bewegingen te coördineren en hun optreden door geschikte verkenningen of uitvallen van andere strijdkrachten te ondersteunen. Ten slotte heeft hij, onder de regels van een eeuwenoud buiten prijsrecht, slechts in beperkte mate vat op de neutrale koopvaardij, waaraan de sterkste zeemogendheid de voorziening in haar behoeften ten dele kan overdragen. Want hoeveel afbreuk de sterkere ook wordt gedaan, zolang hij de zeeën kan openhouden ten eigen nutte, bestaat de mogelijkheid om de aanbouw van scheepsruimte op te voeren door vergrote invoer van materialen, werktuigen enz., en zo de geleden verliezen weer goed te maken. Dit heeft zich in het verleden ook gerealiseerd; de Britse handelsvloot nam tijdens de Napoleontische oorlogen steeds in omvang toe, en hetzelfde gebeurde tijdens Wereldoorlog II, toen het Amerikaanse scheepsbouwprogramma eenmaal onderweg was. De zwakste partij echter is door verlies van handel en zeeverkeer, van onmisbare aanvoer en van transportmiddelen, blootgesteld aan armoede en ontbering, verminderde opbrengst harer oorlogsindustrie en geringere mobiliteit harer legers, met als uiteindelijk resultaat een beslissende verzwakking van haar militair potentieel.

De technische ontwikkeling van het zeewezen in de 19de en 20ste eeuw heeft in deze strategische regel geen principiële wijziging gebracht. Door de invoering van mechanische voortstuwing en radiocommunicatie verminderden aanvankelijk de kansen van de aanvaller, die bovendien door de groei van het volkenrecht hoe langer hoe meer aan banden werd gelegd. Wel kreeg de handelskruiser een groter overschot in vaart op zijn prooi, die bovendien haar aanwezigheid door rookvorming op groter afstand verried, maar het koopvaardijschip overtrof in actieradius verre de tegenpartij, die grote moeilijkheden moest overwinnen om tijdens een langdurige kruistocht de brandstofvoorraad op peil te houden. Niet langer afhankelijk van de heersende winden, was de handelsvaart vrij om de veiligste routes te kiezen, terwijl het gebruik van de radio tijdige waarschuwing aan en door koopvaarders in uitzicht stelde. Men heeft om die reden in beide Wereldoorlogen, naast verschillende lichte of zware kruisers (als de Emden, Karlsruhe en in Wereldoorlog II de Admiral Scheer en Graf Spee) ook goedgewapende en gecamoufleerde handelsschepen ingezet (Möwe, Seeadler, Wolff en laatstelijk o.m. de Atlantis, Kormoran, Thor), die door verrassing en misleiding meer effect hadden dan de snellere, sterkere oorlogsschepen. Van doorslaande betekenis was die wijziging echter niet; in Wereldoorlog II is slechts 7 pct van de geallieerde scheepvaart door bovenwaterschepen tot zinken gebracht. Eerst de invoering van moderne strijdwijzen heeft aan het koopvaardijschip zijn voorsprong weer ontnomen en de handelsoorlog een gevaarlijker aanzien gegeven dan ooit tevoren.

De onderzeeboot toch en later ook het vliegtuig bleken, tegen veler verwachting in, voor deze taak uitermate geschikt te zijn, niet slechts door hun onzichtbaarheid, resp. grote snelheid, maar ook door de toepassing van nieuwe verkenningen strijdmiddelen waarmee zij waren uitgerust en de verbetering in gezamenlijk optreden volgens steeds variërende methodes. Vooral de onderzeebootoorlog heeft in deze eeuw een overwegende invloed uitgeoefend, en het heeft slechts weinig gescheeld of deze vorm van „tegenblokkade” was er in geslaagd om in 1917 en 1942^43 de geallieerde zeemogendheden van de Oceanen te verdrijven. Ruim 69 pct van haar scheepsverliezen was in Wereldoorlog II het rechtstreeks gevolg van onderzeebootaanvallen en een deel van de ongelukken, door mijnen, aanvaringen enz. veroorzaakt (totaal ii pet), kan evenzeer, zij het indirect, aan het optreden van onderzeeboten worden toegeschreven. Op zijn beurt heeft ook de vijand daarvan de kracht ondervonden in de beperkte zeegebieden, welke onder zijn controle waren gebleven. De sterke Japanse koopvaardijvloot is in Wereldoorlog II door Amerikaanse onderzeeboten praktisch uitgeroeid en ook de Italianen leden in de Middellandse Zee grote verliezen, Aan deze acties hebben Nederlandse eenheden in alle delen van de wereld op zeer verdienstelijke wijze meegewerkt. Daarnaast heeft het vliegtuig, althans in Wereldoorlog II, een belangrijk aandeel (13 pct van de geallieerde verliezen) op zijn rekening, vooral in gebieden, welke voor onderzeeboten niet of moeilijk te bereiken waren, zoals ondiepe kustwateren of een afgesloten gebied als de Oostzee, hetwelk door het uitwerpen van mijnen uit de lucht goeddeels onbruikbaar werd gemaakt. Ook deze nieuwe middelen hadden hun zwakke zijden: de onderzeeboot was langzaam en boven water zeer kwetsbaar; het vliegtuig, gevoelig voor weersinvloeden, kon bovendien slechts zeer korte tijd op het terrein van actie blijven.

Zijn grootste doeltreffendheid kreeg het gebruik van onderzeeboot en vliegtuig doordat het gepaard ging met een ernstige schending van het volkenrecht, van een barbaarsheid die zelfs bij primitieve volken zelden is waargenomen. Wel had de Entente in 1914-1918 het voorbeeld gegeven door onrechtmatige uitbreiding van de begrippen contrabande*, recht van visitatie* en angarie, maar dit kan de Duitse tegenmaatregelen niet verontschuldigen. Onder voorgeven van „blokkade tegenover blokkade te stellen”, werden de vijandelijke zeeën tot „oorlogsgebied” verklaard en alle, ook onzijdige vaartuigen, welke zich daarin bevonden, zonder waarschuwing tot zinken gebracht. Niet alleen liet men daarbij na, de opvarenden in veiligheid te brengen (waartoe de aanvaller trouwens de mogelijkheid ontbrak), maar dezen werden niet zelden na het verlies van hun schip door beschieting of anderszins om het leven gebracht. Uiteraard stelde de tegenstander list tegen list, geweld tegen geweld, en zo ontstond de „onbeperkte” handelskrijg van onze dagen, waarin geen kwartier wordt gegeven en die in ruwheid dan ook iedere andere vorm van oorlogvoering terzijde streeft. Men heeft na Wereldoorlog I getracht deze strijdwijze door internationale afspraken te humaniseren, maar deze pogingen waren door de aard van de gebruikte wapens en hun uitwerking op de vijand gedoemd te mislukken.

Voor de verdediging tegen de handelsoorlog (de handelsbescherming) kunnen verschillende methoden worden toegepast. Een er van is het patrouillesysteem waarbij daartoe geschikte eenheden van de oorlogsvloot de voornaamste vaarroutes regelmatig afzoeken naar vijandelijke zeestrijdkrachten, terwijl op knooppunten krachtige smaldelen worden gereedgehouden om in te grijpen in geval van nood. Hoewel dit systeem niet zonder merites is, biedt toch het konvooisysteem (z convooi) grotere voordelen. Een derde verweermiddel is een goede routering: daarbij wordt aan elk koopvaardijschip of aan elke groep van koopvaardijschepen een te volgen route voorgeschreven die, in verband met de informatie over de vijand, de dislocatie van de eigen vloot en de hydrografische en meteorologische omstandigheden, de grootst mogelijke veiligheid waarborgt. De routering werd pas van groot belang toen de radiocommunicatie het mogelijk maakte de route der schepen tijdens de reis te veranderen (zgn. ,,derouteren”). Een voor de hand liggende beschermingswijze is voorts de zelfbescherming van de koopvaardijschepen (met geschut, para vanes, torpedonetten, kabelballons, ontmagnetisering).

In vroeger eeuwen waren de handelsschepen meestal met geschut bewapend. Grotendeels door de lange periode van vrede op zee was deze beschermingswijze in het begin van de 20ste eeuw in het vergeetboek geraakt. De geweldige gevolgen van de onderzeebootoorlog maakten dat men in Wereldoorlog II ook naar dit middel op grote schaal teruggreep.

De vraag of de handelsoorlog ook in een toekomstig wereldconflict een overwegende rol zou spelen kan zonder voorbehoud bevestigend worden beantwoord. Geen enkel transportmiddel immers kan het langzame kwetsbare vrachtschip vervangen, en het zeeverkeer zal meer dan ooit onmisbaar zijn voor de instandhouding van de krijgsmacht, productie-organen en de burgerbevolking van de Westerse landen. De ontwikkeling van aanval en verdediging gaat in vredestijd voort. Naast verhoogde mobiliteit en onzichtbaarheid van de onderzeeboot, door verbetering van voortstuwing, duikvermogen, verkenningen verbindingsmiddelen, staan grotere snelheid en vliegbereik van het moderne vliegtuig en de enorme uitwerking van de nieuwe strijden ontploffingsmiddelen (doelzoekende torpedo’s, atoombommen) op een concentratie van schepen. Daar stelt de andere partij de aanval op ’s vijands maritieme steunpunten tegenover door vliegdeken raketschepen (gestuurde projectielen) in vereniging met een mijnen en onderzeebootblokkade en het optreden van amphibische vernietigingsdetachementen. Behalve op kleine, snelle convooien, met sterke luchtafweer en radarwaarschuwingsvaartuigen op bekwame afstand geposteerd, wordt wederom de nadruk gelegd op de patrouillegang, op het rechtstreeks offensief tegen de onderzeeboot door zgn. opsporings- of jachtgroepen (in U.S.A. ,, hun ter killer groups”), bestaande uit een of twee vliegdekschepen, vergezeld van onderzeebootjagers en ev. andere eenheden, speciaal voor de onderzeebootbestrijding ingericht, die de bedreigde gebieden afzoeken en de vijand geen ogenblik rust laten.

Ook hier zijn nieuwe opsporingsapparaten en effectievere strijdmiddelen in gebruik of overweging. De zelfverdediging van het koopvaardijschip heeft eveneens vernieuwde aandacht, niet slechts van Regeringswege, doch evenzeer van de kant der reders en scheepsbemanningen. Zo werd in Nederland op 28 Apr. 1948 een interdepartementale commissie ingesteld om de „vredesvoorbereiding der Handelsbescherming” te onderzoeken (handelsbescherming hier in de engere zin van zelfbescherming), welke commissie op 4 Juli 1949 haar eindrapport indiende bij de ministers van Marine en van Verkeer en Waterstaat. Zij stelde uitgebreide maatregelen voor op het gebied van de bewapening en verdere defensieve uitrusting van handelsschepen alsmede ten aanzien van de systematische oefening der bemanningen voor haar oorlogstaak. Bij het uitbreken van een conflict zou dit personeel in zijn geheel voor de scheepvaart beschikbaar moeten blijven en niet langer worden ingelijfd bij een der takken van de krijgsmacht.

SCHOUT-BIJ-NACHT JHR H. A. VAN FOREEST

Lit.: Bernard Brodie, A Guide to Naval Strategy (1944); Otto Groos, Seekriegslehren im Lichte des Weltkrieges (Berlin 1929); Adm. Castex, Théories Stratégiques (5 dln, 1939); J.A. Salter, Allied Shipping Control (Oxford 1921); G. Koudijs, De Handelsblokkade toegepast op de Centrale Mogendheden 1914-1918 (Marineblad, pag. 1361, 1479).

< >