Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HAARLEMMERMEER

betekenis & definitie

(1) voorheen een waterplas, gelegen tussen Amsterdam, Haarlem en Leiden met een uitgebreidheid van 18 224 ha en met een gemiddelde diepte van 4 m, thans een droogmakerij. In de 16de eeuw bestonden er een aantal kleine meren, die zich allengs tot één groot meer verenigden ten gevolge van de afslag der oevers, hoewel ook door vervening.

In drie eeuwen werden 12 770 ha land verzwolgen en verdwenen een aantal dorpen (Vijfhuizen, Nieuwerkerk en Rijk) geheel. De oppervlakte van het meer bedroeg in 1531: 5600 ha; in 1591: 10 590 ha; in 1647: 14450 ha; in 1808: 17775 ha. Bij elke storm dreigde het meer zijn gebied verder uit te breiden, zodat reeds vroeg plannen werden gemaakt, om die plas in land te veranderen. Het eerste plan dagtekent waarschijnlijk van 1617. Vermaard werd het plan dat Jan Adriaansz. Leeghwater publiceerde in zijn Haerlemmer-Meer-Boeck (1641, 13de dr., 1838).

Men zag echter gevaar in de verkleining van de boezem van Rijnland. Daarna werden o.a nog plannen tot droogmaking ontworpen in 1659, in 1727; in 1742 door Cruquius* en Noppen met de landmeter Bolstra; in 1743 door dr Zumbach de Koesfelt; in 1808 door ir A. Blanken, op last van de minister van Buitenlandse Zaken; in 1819 door Van Lynden van Hemmen, Roëll en Repelaer van Driel. Daarna gaf Van Lynden van Hemmen (1821) een uitstekende verhandeling over de droogmaking van het meer in het licht. Zijn plan werd aangeprezen door de ingenieurs G. Blanken en D.

Mentz en laatstgenoemde leverde in 1829 een nog meer uitgewerkt plan met kaarten in. Toen de geweldige storm van 29 Nov. 1836 grote schade berokkende, werd bij K.B. van 1 Aug. 1837 een commissie belast met het inleveren van een ontwerp en een begroting van kosten voor de droogmaking. 22 Mrt 1839 werd een gewijzigd ontwerp aangenomen; een lening van 8 millioen gulden werd uitgeschreven en een commissie van uitvoering benoemd; Nov. 1840 werd bepaald dat de droogmaling door middel van stoom zou geschieden. Nadat een doorlopende ringdijk van 59,5 km was gelegd en een ringvaart gegraven werden er 3 voor die tijd gigantische stoomwerktuigen geplaatst, elk van 400 pk, nl. de Leeghwater aan de Zuidzijde van het meer nabij de Kaag, de Cruquius aan de N.W.-zijde bij het Spaarne en de Lynden aan de N.O.-zijde nabij Amsterdam. In Juni 1848 en Apr. 1849 begonnen de verschillende stoomgemalen te werken en 1 Juli 1851 was het meer droog en de grootse onderneming volbracht. De kosten bedroegen bijna 9 millioen gulden, doch de verkochte percelen hebben bijna 8 millioen gulden opgebracht.De gronden op de bodem van het meer beslaan een oppervlakte binnen de ringdijk van 18 302 ha en bestaan uit klei, zavel, zand met fijne klei en meermolm. Behalve een groot aantal kavelsloten moest een hoofd- en kruisvaart, met dwars- en lengtetochten gegraven en moesten tal van wegen aangelegd en bruggen gebouwd worden. Hierdoor werd de polder verdeeld in langwerpige vierkante blokken van 300 ha, samengesteld uit 15 stukken elk van 20 ha van het Z.W. naar het N.O. zich uitstrekkende. Elk stuk heeft aan de ene kant een weg en aan de andere kant een vaart. De Haarlemmermeerpolder is een droogmakerij, geheel ingesloten door een ringdijk ter hoogte van + 0,70-1,70 m en een ringvaart. De hoogte van de polderbodem varieert van 3 m tot 4,65 m — N.A.P.

Het grootste deel is in gebruik voor landbouw, het overige voor veeteelt. Men verbouwt er koolzaad, rogge, haver, tarwe, gerst, vlas, aardappelen, bonen, suikerbieten en in de laatste jaren steeds meer tuinbouwgewassen (groenten, zaden, bloembollen). Door verlaging van het polderpeil is de toestand voor de landbouw veel gunstiger geworden. De polder vormt één gemeente, Haarlemmermeer*. Het gemaal Cruquius is buiten werking gesteld en tot museum ingericht.

Lit.: H. N. ter Veen, De Haarlemmermeer als kolonisatiegebied (Groningen 1925, waarin ook andere literatuur is vermeld).

(2) Noordhollandse gemeente van 18 521 ha, met (1950) 37 420 inw., v.w. (1947) 57,6 pct Prot., 26,6 pct R.K. en 15,8 pct z. kerk. gez. Zij omvat de dorpen Hoofddorp (ï 949: 3645 inw.), Nieuw-Vennep (2478 inw.), Abbenes (493 inw.), Vijfhuizen (960 inw.), Zwanenburg (5650 inw.) en Badhoevedorp (5336 inw.), alsmede de buurschappen Aalsmeerderbuurt, Burgerveen, Cruquiusbuurt, Lisserbroek, Lijnden en Rijk. Er zijn vele verspreide hoeven. Badhoevedorp en Zwanenburg hebben ten dele het karakter van forensendorp.

De gemeente dankt haar ontstaan aan de droogmaking van het voormalige Haarlemmermeer. Bij de wet van 11 Juli 1855 werden de gemeente Haarlemmermeer en het waterschap de Haarlemmermeerpolder ingesteld. In 1854 werd de eerste oogst van haver en koolzaad binnengehaald.

De bodem bestaat voor ca 82 pct uit bouwland en voor 15 pct uit grasland. Aan de rand vooral in het N. en N.O. is enige tuinbouw (ca 4 pct van de opp. cultuurgrond), terwijl in de Aalsmeerderbuurt de bloementeelt en in het Z.W. de bloembollenteelt wordt beoefend. In de gemeente zijn gevestigd het demonstratiebedrijf voor fruitteelt van de provincie Noordholland en het veredelings bedrijf van het Centraal Bureau uit het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité te Hoofddorp. De industrie bevindt zich in hoofdzaak in de nabijheid van de ringvaart, die de grens van de gemeente vormt. De gemeente bevat de luchthaven Schiphol, de Fokkerfabrieken, de Hollandiabron te Vijfhuizen en een aantal andere industriële bedrijven, waarvan een deel in de behoeften van de landbouw voorziet. Bezienswaardigheden zijn de stoomgemalen ,,De Cruquius” thans als poldermuseum ingericht, de „Lijnden” en de „Leeghwater”, met welke gemalen het Haarlemmermeer is drooggelegd en het graf van de volksdichter dr J.

P. Heye te Abbenes.

< >