is de naam van een volksstam van zeer gemengde ras-samenstelling in het naar deze lieden genoemde Griqua-land, dat een deel uitmaakt van Kaap de Goede Hoop. Hun gebied, eertijds bewoond door een klein aantal Hottentotten en Bosjesmannen, werd in het begin van de igde eeuw ingenomen door de zgn.
Bastaards, nakomelingen van Hollandse Boeren en Hottentotse vrouwen. Hun leider was Adam Kok. De Bastaards verwisselden hun benaming voor Griqua’s. Onder Kok trok een deel van de Griqua’s meer oostwaarts, terwijl de blijvers onder leiding van Andries Waterboer kwamen.
De Griqua’s leidden een allesbehalve rustig bestaan. Aanvallen van Bantoe’s, onenigheid met blanke landbouwers, verzet tegen aanspraken op hun gebied door Oranje Vrijstaat en de Zuidafrikaanse Republiek en de instroming van delvers na de ontdekking van diamanten, brachten velerlei moeilijkheden. Ter bescherming tegen de Boerenrepublieken werd steun gezocht bij Engeland. In 1880 leidde dit tot annexatie van Griqualand door de Kaapkolonie.