is de naam voor bomen van het tot de familie der Liliaceeën of Lelieachtigen behorend geslacht Xanthorroea, dat thuishoort in Australië, Tasmanië en enkele andere Australische eilanden; ze hebben meestal een 2 à 3 m hoge stam, bezet met de resten der afgestorven bladeren, een dichte kroon van wel een meter lange, biesvormige bladeren, en bloeien met een lange, aarvormige bloeiwijze. Verschillende soorten, vooral X. hastilis R.Br., X. arborea R.Br. en X. australis R.Br. leveren een technisch belangrijk hars, het zgn. acaroïd-, grasboom-, of botanybay-hars genaamd, ook wel bekend als aardschellak. Deze hars ontstaat langs lysigene weg, in holten die aanvankelijk binnen de stam liggen, maar zich naar buiten uitbreiden, zodat de basis der bladeren met de hars overtrokken wordt, hoewel deze aan de vorming niet of vrijwel niet meedoen.
Men wint de hars door ze van de stam af te breken. X. hastilis levert een gele, de andere soorten een rode hars. De gele komt in lichtgele, tot bruin of rood wordende klompen in de handel en is hoger in prijs dan de rode, die in de vorm van kleine korrels of als poeder in de handel komt. De hars is hard, heeft een specerijachtige geur en smaak, is onoplosbaar in water, goed oplosbaar in alkohol, doch minder in aether; in alkaliën lost ze goed op; deze oplossing bevat in hoofdzaak de alkali-zouten van het paracumaarzunr, het benzoë- en het kaneelzuur, hoewel dit laatste in de rode hars ontbreekt. De hars smelt bij vrij lage temperatuur en verbrandt met een sterk roetende vlam.
Bij behandeling met salpeterzuur in de warmte ontstaat pikrinezuur. Gebruik: bij de bereiding van lakken en vernissen, voor het lijmen van papier en bij de vervaardiging van zegellak; voor het rood maken van glas voor fotografische doeleinden, daar het licht, dat doorgelaten wordt, chemisch inactief is; in de lederindustrie en bij de bereiding van fijnere zeepsoorten. De acaroidharsen, die men vergeefs heeft trachten te bleken, zoals het schellak, zijn moderne handelsproducten, hoewel ze reeds sinds het einde van de 18de eeuw bekend zijn. Aanvankelijk werden ze medicinaal gebruikt, wat thans niet meer het geval is.DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Wiesner, Die Rohstoffe des Pflanzenreiches, I p. 10291032 (Leipzig 1927); Tschirch & Stock, Die Harze II, 1 p. 131139 (Berlin 1935); Mantell, Kopf, Gurtis, Roger, Technology of Natural Resins, p. 17-21 (London 1942).