of potlood is een mineraal, dat in hexagonale blaadjes kristalliseert, een ijzerzwarte, tot loodgrijze kleur en metaalglans bezit, zeer volkomen splijtbaar is en zó week, dat het met een mes gesneden kan worden en bij wrijving over een stuk papier afgeeft; het s.g. bedraagt 2,1-2,23. Grafiet bestaat geheel uit koolstof.
Het is niet smeltbaar en verbrandt bij gloeiing aan de lucht hoogst moeilijk tot koolzuur. Grafiet en diamant vormen derhalve twee verschillende modificaties van koolstof.Grafiet komt gedeeltelijk voor als zelfstandig aggregaat, zgn. grafittlei, in gneis-glimmerlei, phylliet en kalksteen, gedeeltelijk als afzonderlijke blaadjes en kleine deeltjes als toevallig bestanddeel van gneis, lei- en kalkgesteenten. Het zuiverste grafiet komt uit Borrowdale, in het Engelse graafschap Cumberland, van Ceylon en uit Siberië, minder zuiver uit Italië, Spanje, Duitsland, Oostenrijk, Noorwegen enz. Ook in meteoorstenen komt het wel voor.
Dit mineraal wordt vooral gebruikt tot bereiding van potloden-, verder maakt men er door vermenging met vuurvaste klei grafiettegels van, die als smeltkroezen gebruikt worden. Daarnaast wordt het gebruikt tot het potloden van kachels en andere ijzeren voorwerpen, tot het geleidend maken van niet of slecht geleidende stoffen in de galvanoplastiek en als smeermiddel.
Magmatisch ontstaat grafiet in sommige pegmatieten. Vermoedelijk ontstaat de meeste grafiet echter door metamorfose van gesteenten, waarin koolstof via resten van planten gebracht is. De reeks hout-turf-bruinkool-steenkool-anthraciet eindigt in de regel met anthraciet. Slechts zelden ontstaat hieruit door contactmetamorfose grafiet.
Ook bitumineuze stoffen kunnen bij uitzondering door thermometamorfose in grafiet veranderen.
Grafietlei is leisteen, waarin grafiet in uiterst kleine deeltjes voorkomt.