Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GRAAFWERKTUIGEN

betekenis & definitie

zijn werktuigen, bestemd voor het losmaken en verwijderen van grond in den droge, dit laatste in tegenstelling met baggermachines. Naast de van oudsher overgeleverde schop, spade en houweel en de in de 19de en 20ste eeuw ontstane stoomploeg, excavateur, mechanische schop (shovel), trekschop (dragline), sleepschop (scraper) en grijper is kort voor en tijdens Wereldoorlog II een aantal nieuwe werktuigen op de voorgrond gekomen, waaronder vooral de grondfraisen en bulldozers van belang zijn.

Bij grondfraisen wordt van ploegscharen, grondschaven of draaiende en snijdende wielen gebruik gemaakt. Voor wegaanleg worden in Amerika de zgn. graders veelvuldig gebruikt, waarbij in één doorgaande bewerking het volledige profiel met bermen en greppels in het baanlichaam worden gesneden. Ook voor het graven van sloten worden zij op ruime schaal toegepast, o.a. in de Wieringermeer en de Noord-Oostpolder, waarbij enige Nederlandse uitvindingen gebruikt worden. Men maakt hiermede sloten tot 1,50 m diepte, 1,00 m in de bodem op zeer snelle wijze.

Deze werktuigen zijn meestal bevestigd aan of op een tractor, ofwel ze worden aan staalkabels heen en weer getrokken op de wijze van de oude stoomploeg (greppelploeg).



Bulldozers
, angledozers, treedozers, backfillers vormen een klasse, die een zeer veelzijdige rol bij het grondverzet vervullen; zij bestaan uit een duwer, die verschillende vormen kan hebben, recht of scheef bevestigd aan een krachtige tractor. Deze machines duwen vrijwel alles op zij; zo is er een zeer ruim gebruik van gemaakt in Wereldoorlog II voor allerlei werk, vooral het opruimen van versperringen. In de Noord-Oostpolder worden ze bijv. aangewend voor het egaal verspreiden van de door de greppelploeg aan weerszijden opgeworpen grond.

In de laatste jaren maken vele dezer werktuigen weer een nieuwe evolutie door; niet slechts doordat ze voortdurend groter en krachtiger gemaakt worden, maar ook door nieuwe vindingen.

Zo verwacht men in Amerika grote resultaten van de torque drive, een nieuw soort hydraulische overbrenging, welke zeer soepel werkt, waardoor de werktuigen zich veel meer aan de wisselende belastingen zullen aanpassen, en als het ware veel ,menselijker” zullen functionneren. Dit geldt vooral voor de mechanische schoppen.

Lit.: Algemeen: G. Hetzell u. O. Wundram, Die Grundbautechnik und ihre maschinellen Hilfsmittel (Berlin 1929); H.

Eckert, Über Kostenberechnung und Baugeräte im Tiefbau (Berlin 1931); P. Colijn en J. Postma, Weg- en Waterbouwkunde dl I (1944); N. D.

Green, Guide to contractor’s plant (London 1946); P. W. Scharroo, Grondwerk (Amsterdam 1946), 2de dr.). Voor moderne werktuigen: Excavating Engineer (tijdschrift South Milwaukee, Wis.); J.

W. Portier, Aanleg van wegen en vliegvelden met zwaar mechanisch gereedschap (Verhand. Kon. Inst. v.

Ing. 1950, no 1).

< >