klassiek philoloog (Leipzig 28 Nov. 1772 - 31 Dec. 1848), is een der meest op de voorgrond tredende classici der eerste helft van de 19de eeuw. Hij was sinds 1798 hoogleraar te Leipzig en heeft daar een groot aantal later zelf leidende classici als G.
A. Lobeck, A. Meineke, Fr. Thiersch, H. Sauppe, M. Haupt, F.
A. Trendelenburg, Joh. Classen, Th. Bergk, H. Bonitz, R. Hercher, gevormd.
Van zijn werken heeft zijn Elementa doctrime metricae (1816) de opvattingen omtrent de Griekse metriek geheel gewijzigd. Talrijke uitgaven van meestal Griekse, een enkele maal ook Latijnse auteurs zijn van zijn hand verschenen. Zijn Orphica verscheen in 1805, zijn Aeschylus, voltooid door M. Haupt eerst na zijn dood (1852). Zijn kleinere geschriften zijn verenigd in de Opuscula (8 dln, 1827-1839; dl 8 eerst in 1876).Lit.: H. Koechly, G. H. (Heidelberg 1874); en in Allg. deutsche Biogr. dl XII, 174-180; G. H.’s lateinische Briefe an s. Freund Volkmann (1882); Neue Briefe Gottf. H’s, herausg. v.
H. Schöne (1911); Wilamowitz, Einl. in die griech. Tragödie 1907, dl I, 235 v.v.; Idem, Gesch. d. Philologie (1921), blz. 49.