Graaf, keizerlijk veldheer in de Dertigjarige* Oorlog (Pappenheim a.d. Altmühl 29 Mei 1594 - Leipzig 17 Nov. 1632), ging op zijn 20ste jaar tot het R.K. geloof over, nam dienst onder Maximiliaan van Beieren in het leger van de Katholieke Liga en trad in 1623 in keizerlijke dienst, waarin hij ruiteraanvoerder werd, bevelhebber van de als Pappenheimers bekende kurassiers („Ik ken mijn Pappenheimers”; eigenl.: „Daran erkenn’ ich meine Pappenheimer”; Schiller, Wallensteins Tod III, 15).
Hij streed van 1623-1625 in Lombardije, onderwierp in 1626 een boerenopstand in Opper-Oostenrijk en nam vervolgens deel aan de Deense oorlog (1625-29). In 1631 nam hij onder Tilly een belangrijk aandeel in de bestorming van Maagdenburg en in de slag bij Breitenfeld; door een overijlde aanval was hij hier mede verantwoordelijk voor de nederlaag van de keizerlijken. In 1632 hielp hij Wallenstein bij de verovering van Leipzig. Bij Lützen werd hij dodelijk gewond.Lit.: Hess, G. H. Graf zu P. (1855); Herold, G. H. Graf zu P. (1906, alleen over de veldtocht van 1630).