(of Gotenburg), Zweedse zee-stad, is de hoofdplaats van Göteborg en Bohuslan in West-Götland, ligt aan de zuidelijke arm der Göta-elf, tegenover het eiland Hisingen, aan de spoorlijnen Stockholm Göteborg, Göteborg Röras en Falun Göteborg en telt (1948) 343 978 inw. De vroegere vestingwerken, behalve de beide torens Kronan en Lejonet, werden in 1807 gesloopt.
De binnenstad is door de oude vestinggracht omgeven, die thans als haven voor vissersboten dient. Verscheiden op Oudhollandse wijze aangelegde grachten lopen door de stad. De vroegere voorsteden zijn één geheel met de stad geworden. Göteborg heeft een dom (1815), 11 kerken en een synagoge in Moors-Byzantijnse stijl.
Van de wereldlijke gebouwen zijn te noemen het.; paleis van de gouverneur, waar Karel X overleed, het tuighuis en het tot museum ingerichte huis der voormalige Oostindische Compagnie. De stad heeft o.a. een vrije hogeschool met een filosofische faculteit, een handelshogeschool, een gymnasium, een technische en zeevaartschool, een stedelijke bibliotheek en een botanische tuin.Als handels- en industriestad neemt Göteborg door zijn gunstige ligging en bijna altijd ijsvrije haven de eerste plaats onder de Zweedse handelsplaatsen in. De nijverheid omvat 7½% van alle Zweedse productie en bestaat uit katoenspinnerij en -weverij, vervaardiging van gordijnen, margarine, machines, conserven en meubelstoffen, houtbewerking en scheepsbouw.
Nog belangrijker is de handel. In 1913 is begonnen met de aanleg van een grote centrale haven. Uitgevoerd worden ijzer, hout, haring, papier, haver, boter, lucifers enz.; ingevoerd meststoffen, ijzer, katoen, tarwe, rogge, rijst, meel, machines, steenkolen en cokes. Daarbij komt nog de drukke kustvaart en het verkeer op de Göta-elf en het Götakanaal, dat landwaarts gedurende de grootste helft van het jaar goede scheepvaartverbinding geeft naar Stockholm en het merengebied.
Sinds de vereniging van Gotland met Zweden is de delta van de Göta-elf terrein geweest van strijd tussen Noorwegen, resp. het tweelingrijk Noorwegen, Denemarken en Zweden. Tijdens de talrijke conflicten (z Noordse oorlogen) werden diverse daar gestichte steden en sterkten door de twistende partijen verwoest. Toen de Zweden hadden voldaan aan een der bepalingen van de vrede van Knared (1613): de inlossing van het op de linkeroever van de eigenlijke Göta-elf gelegen en door de Denen in de voorafgaande oorlog veroverde en als pand behouden kasteel Elfsborg, legde de Zweedse koning Gustaaf II Adolf in 1619 in de nabijheid van die vesting de grondslagen van een nieuwe stad, die hij Göteborg noemde, die hij vele voorrechten verleende, en die spoedig, dank zij ook de vestiging van Hollandse en Schotse kolonisten, in welvaart en omvang
groeide, de stormen van de volgende oorlogen heeft kunnen doorstaan, en in de 18de eeuw zelfs de zetel werd van een Zweedse O. I. Compagnie.
Lit.: A. Ramm e.a., Göteborg (1918); En Bok om G. Red. av. C.
J. Anrick, A. Lindhagen och M. Stenberger (Stockholm 1931).