Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GOEDÉA

betekenis & definitie

was priesterlijk vorst van de oude Sumerische stad Lagasj (thans Telloh) in Zuid-Babylonië, ca 2100 v. Chr.

In zijn tijd was het centrale gezag onder de heerschappij der Goeteeërs (barbaren, die uit het Zagrosgebergte waren binnengevallen) zo verzwakt, dat hij vrijwel als zelfstandig vorst regeerde. Onder hem heeft Lagasj zijn laatste en hoogste bloei bereikt. Uit zijn uitvoerige en talrijke inscripties verkrijgen wij een indruk van vrede en van welvaart en van een hoog peil van beschaving ondanks patriarchale eenvoud. Bij de opgravingen op de plaats van de tempel, die hij ter ere van zijn god Ningirsoe gebouwd heeft, is behalve tal van kleinere kunstvoorwerpen een aantal bijna levensgrote standbeelden van deze vorst teruggevonden, die kunstig uit het harde, zwarte dioriet gebeiteld zijn.

De meeste van deze beelden en ook van de opschriften (daaronder twee grote cylindervormige van klei) zijn thans in het Louvre te Parijs, een der mooiste standbeelden in de Glyptotheek te Kopenhagen.Lit.: Over de standbeelden, A. Parrot, Telloh (Paris 1948), p. 160 vlg. Nieuwe vertaling der ,,cylinders” door Lambert en Tournay in de Revue Biblique 1948 en 19495 A. Falkenstein, Grammatik der Sprache Gudeas von Lagal. (Rom 1949).

< >