Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gijsbert CUPER

betekenis & definitie

verlatijnst Gisbertus Cuperus (Hemmen 14 Sept. 1644 - Deventer 22 Nov. 1716), uit een geslacht dat afkomstig was uit Leuven, studeerde te Leiden klassieke letterkunde en oudheidkunde, maakte een studiereis naar Frankrijk en werd in 1668 hoogleraar aan het Athenaeum te Deventer. Als vurig aanhanger van Oranje en ijverig Gereformeerde kwam hij in 1675, na de Franse bezetting, in de magistratuur van Deventer, waarmee zijn staatkundige loopbaan begon.

In 1681 werd hij voor het eerst wegens Overijsel gecommitteerd ter Staten-Generaal en legde hij zijn professoraat neer. In 1706 was hij Gedeputeerde te velde; als zodanig vertoefde hij in dat jaar gewoonlijk te Brussel, waar hij een uitvoerig, in het Frans gesteld dagboek bijhield, dat in handschrift berust in de Kon. Bibliotheek te ’s-Gravenhage. Als geleerde bezat hij Europese naam.

Hij schreef enige Latijnse werken over klassieke letterkunde, oudheidkunde en penningkunde, en stond in briefwisseling met verscheidene geleerden in Europa. Zijn omvangrijke correspondentie van filologische, historische en staatkundige aard wordt in handschrift bewaard in de Kon. Bibliotheek en het Algemeen Rijksarchief te ’s-Gravenhage en het Gemeente-archief te Amsterdam.DR A. J. VEENENDAAL

Lit.: N. Ned. Biogr. Woordenb.

IV (Leiden 1918); H. Reynald, G. G.; journal inédit d’un savant hollandais. Rev. hist., ie année, t.

II, p. 499-515 (Paris 1876).

< >