Remonstrants theoloog (Pasoeroean 15 Mrt 1879), was 1904 Remonstrants predikant te Oude Wetering, 1907 te Dordrecht, 1913 te Arnhem, 1917-1949 hoogleraar aan het Remonstrants Seminarium te Leiden. Ofschoon Heering als prediker en pastor hoog aanzien geniet, valt het belangrijkste deel van zijn werk in zijn langdurige ambtsperiode als hoogleraar.
Dit werk is in twee delen te verdelen, nl. zijn ethische en zijn dogmatische arbeid.Gepromoveerd in 1906 op proefschrift Onderzoek naar het wezen van het zedelijk oordeel aan de Leidse Universiteit, ging later zijn belangstelling vnl. uit naar het gebied der sociale ethiek. De kerk heeft volgens Heering de taak om als maatschappelijk geweten te fungeren. Vooral ten aanzien van de oorlog heeft de kerk welbewust het immorele van elk krijgsbedrijf in het licht te stellen. In 1924 richtte hij met anderen de vereniging van Christen antimilitairisten „Kerk en Vrede” op en werd haar eerste voorzitter, na 1935 ere-voorzitter. Zeer vele artikelen op dit gebied zijn van zijn hand verschenen, enkele er van gebundeld in Militia Christi. Zijn voornaamste werk op dit gebied De Zondeval van het Christendom werd in vele talen vertaald en vond overal in kerkelijke groepen weerklank, naast veel bestrijding. Heering’s dogmatische werkzaamheid vindt gelijktijdig met zijn ethische plaats.
In 1906 ontstond in het Vrijzinnig Protestantisme de beweging der Malcontenten, waaruit het zgn. Rechtsmodemisme is voortgekomen. Daarvan was Heering een der eerste voorstanders. Zij verzette zich tegen het rationalisme der toenmalige vrijzinnige theologie en stelde begrippen als zonde, schuld, verlossing en genade weer op de voorgrond. De grote geleerde van deze beweging werd de Leidse hoogleraar Roessingh (1886 -1925). Deze trachtte op grond van een idealistisch - filosofisch uitgangspunt het Christelijk dogma te benaderen.
Na Roessingh’s dood zette Heering diens werk voort (uitg. van Roessingh’s verzamelde werken door Heering, 5 dln, 1926). Hieruit ontstond Heering’s grote dogmatische Geloof en Openbaring (1ste dr., 2 dln, 1935-1937. 3de dr., 1 dl, 1950). In De Christelijke Godsidee wordt veel van bovengenoemd boek uitgewerkt en verduidelijkt.
DR G. J. HOENDERDAAL
Bibl.: Beh. de genoemde diss.: Het geloof in Gods Voorzienigheid (1914); Zonde en schuld naar Christelijk besef (1916); Het sociale element in onze godsdienstprediking (1921); De zondeval van het Christendom, een studie over Christendom, staat en oorlog (1928, 3de dr. 1933); Militia Christi (3de dr. 1936); Geloof en openbaring (2 dln, 1935-1937, 3de dr. 1 dl 1950); De Christelijke Godsidee (1945); Johan Huizinga’s religieuze gedachten als achtergrond van zijn werken (1948).
Lit.: ,,In koninklijke dienst”, opstellen aangeboden aan prof. dr G. J. H. op zijn zeventigste verjaardag (1949).