(of Ikonómos), Grieks archaeoloog (Athene 1883-1951), studeerde te Athene en daarna te Bonn, München, Berlijn en Parijs. In Griekenland teruggekeerd werkte hij bij de opgravingen van Athene, van Argolis, Korinthe, Messene, Macedonië (Pella) en in Klein-Azië (Klazomenae).
Van 1923 tot 1928 was hij directeur van het Museum van Munten; daarna werd hij tot professor in de archaeologie te Athene benoemd en in 1926 tot lid van de Academie. Van 1930 tot 1933 was hij directeur van het Nationale Museum van Oudheden en in 1933 directeur-generaal van de archaeologische dienst van Griekenland.Bibl.: Voorn. werken: Opschriften van de Agora van Athene (Arch. Ephéméris 1910-1911); Opgravingen te Messene (Praktika Mij archaeol. 1909-1925); Opgravingen te Pella (Praktika Mij archaeol. 1914 en 1915); Opschriften van Macedonië (Bibl. v. Mij. archaeol., dl 17); Opgravingen te Klazomenae (Praktika Mij arch. 1921); Uit het atelier van Tralleis (Arch. Ephéméris 1923 - 1925).