Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Georges Jacques DANTON

betekenis & definitie

Frans staatsman (Arcis-sur-Aube, in Champagne, 28 Oct. 1759 geguillotineerd Parijs 5 Apr. 1794), was een van de markantste figuren van de Franse Revolutie. Sedert 1785 advocaat te Parijs, werd hij sinds de oprichting van de Club der Cordeliers (1790) een der leiders van de klein-burgers en handwerkers.

De ruige onstuimigheid van zijn karakter, de gebiedende spontaneïteit van zijn welsprekendheid maakten hem tot demagoog, zijn geslepenheid, breedheid en onbevooroordeeldheid tot staatsman. Zijn indolentie en baatzucht beletten hem echter een werkelijk grote rol te spelen. In 1789 en 1790 zou hij in dienst van de koninklijke politieke politie gestaan en door spionnage een vermogen verdiend hebben. Na de vlucht van de koning in Juni 1791 bevorderde hij de volkspetitie voor afstand van Lodewijk XVI, doch trok zich terug, toen zij uitgesproken republikeins werd.

Na de mislukking hield hij zich schuil. In Nov. werd hij substituut-procureur van de Parijse Commune. Tegen het uitbreken van de oorlog met Oostenrijk en Pruisen verzette Danton zich niet, zoals Robespierre. In Aug. 1792 dreef hij de oostelijke secties van Parijs aan tot de verovering van het gemeentebestuur; aan de bestorming van de Tuilerieën had hij geen deel.

Desondanks werd hij minister van Justitie in het Voorlopig Bewind. Tegen een plan van de Girondijnen om op de nadering van de Pruisen de zetel van de regering naar Blois te verplaatsen verzette hij zich met kracht en vuurde daardoor de geest van weerstand tot het uiterste aan. De September-moorden liet hij toe, maar het plan van Marat om ook de leiders van de Girondijnen te vernietigen, verijdelde hij (3 Sept.). In deze tijd onderhield hij ook betrekkingen met de royalisten en met de Engelse regering om Lodewijk XVI te redden.

Ook als lid van de Nationale Conventie — voor Parijs — speelde Danton een dubbelzinnige rol. Zijn doel was waarschijnlijk: herstel van de monarchie onder de hertog van Orleans en vrede. De Girondijnen vielen hem echter aan over de September-moorden en over zijn financiële malversaties. Toen het tempo van de Revolutie versnelde, stemde hij met grote brutaliteit vóór de dood van de koning en eiste hij de annexatie van België en de „natuurlijke grenzen”.

Als commissaris der Conventie bij het Noorderleger (Dec.-Jan. 1793) heulde hij echter weer met Dumouriez tegen het Directorium voor Legerleveranties. Op 10 Mrt aanvaardde hij de samenwerking met Robespierre en Marat en werkte hij mede aan het besluit troepen te lichten en een Revolutionnaire Rechtbank op te richten. Tijdens zijn tweede Belgische missie (16-21 Mrt) trad het verraad van Dumouriez aan het licht en kwam de Vendéc in opstand. Nu begon hij een woedende aanval op de Girondijnen, die hij medeplichtigheid met Dumouriez verweet.

Van 6 Apr. - 10 Juli was hij lid van het Eerste Comité de Salut Public, dat echter nog niet tegen de Girondijnen optrad. Zo was de staatsgreep van 2 Juni ook tegen hem gericht. Nu scheen Danton zich uit de politiek terug te trekken. Na de dood van zijn eerste vrouw — Gabrielle Charpentier, gest. 11 Febr. — was hij hertrouwd met de 16-jarige Louise Gély.

In de winter van 1793/’94 begonnen Danton’s vrienden echter een scherpe actie tegen de Hébertisten en voor beëindiging van het revolutionnair bewind (z Desmoulins), dat sterk gesteund werd door de reactionnaire milieu’s in Parijs. Inderdaad was de financiële en politieke corruptie doorgedrongen in de Parijse Commune, waarin de Hébertisten baas waren, maar zij was niet minder erg onder Dantonisten. Dus eisten de ultra’s in de Comité’s, dat ook tegen de Dantonisten een aanklacht zou komen. Na lichte aarzeling van Robespierre werd daartoe in de nacht van 29-30 Mrt besloten.

In de daarop volgende nacht werden Danton en Desmoulins, ook Delacroix, die met Danton missionaris in België was geweest, en Philippeaux gearresteerd. Daags daarop volgde een zwak protest in de Conventie van de Parijse afgevaardigde Legendre, maar Robespierre kreeg gemakkelijk de goedkeuring van het regeringsbeleid. Toen het proces een slepend karakter dreigde aan te nemen, autoriseerde de Conventie de rechters de debatten te sluiten (4 Apr.). Tot de beul zeide Danton: „Je moet mijn hoofd aan het volk tonen, het is wel de moeite waard.” In de Franse historiografie hebben royalistische en conservatieve schrijvers Danton aan de kaak gesteld, maar radicale nationalistische schrijvers hem verheerlijkt.

Mathiez heeft onweerlegbaar zijn schuld bewezen. Bougeart gaf Documents authentiques over Danton uit (1861) en Fleischmann zijn Discours civiques (1920;.DR J. S. BARTSTRA.

Lit.: Scheiber, Die Septembermorde und D. (1912); Madelin, D. (1914); Aulard, Les grands orateurs de la Révolution (1914); Albert Mathiez, Autour de D. (1926) en D., l’histoire et la légende (in Ann. Hist. de la Rév. Franc.., 1927); Barthou, D. (1932); H. Wendel, Danton (Berlin 1930) (Fr. vert. 1932; pleidooi voor D. van soc. standpunt in de vorm van een ,,vie romancée”)» G.

Lefebvre, Sur D., in Ann. hist. de la Rév. fr., dl IX (1932); B. Mirkine-Guetzévich, D. (in Hommes d’Etat III, Paris 1936).