hertog van SAKSEN (Meissen 27 Aug. 1471-Dresden 17 Apr. 1539), potestaat in Friesland, was de oudste zoon van hertog Albrecht van Saksen; hij wordt,,de gebaarde” genoemd. Hij studeerde te Leipzig, werd geestelijke, maar na de dood van zijn oudere broer, verliet hij de priesterstand.
Hij huwde met Barbara van Polen (1496). In 1500 (hoewel de Saksische erflanden aan hem waren toebedeeld) trok hij naar Friesland om zijn vaderen zijn broer Hendrik, die in Franeker belegerd werden, te helpen. In hetzelfde jaar overleed Albrecht en in 1502 droeg Hendrik het erfpotestaatschap over Friesland aan George over. N4 onderhandelingen met Philips de Schone en met Groningen, waarmee een wapenstilstand gesloten werd, kwam George in 1504 in Friesland en werd er, nadat moeilijkheden met edelen en geestelijken over de op te brengen belastingen waren overwonnen, als potestaat gehuldigd.
Hij regelde het bestuur zeer goed, stelde een „overste gerecht” in, een centrale rechtbank van Friesland, en liet een begin maken met de inpoldering van Het Bilt. Naar Meissen teruggekeerd liet hij het bestuur over aan graaf Hendrik van Stolberg (1505-1508), die voortdurend moeilijkheden had met Edzard van OostFriesland, vroeger medestander van George, die door Groningen als heer was gehuldigd. Ook zijn tweede stadhouder, Eberhard van Bentheim, was niet in staat Groningen aan zijn gebied toe te voegen. In 1514 ging George zelf weer naar Friesland, riep een statenvergadering te Leeuwarden bijeen en kreeg enig geld, waarmee hij Appingedam veroverde, maar kon het niet eens worden met de Groningers wegens zijn hoge eisen.
De stad Groningen nam nu hertog Karel van Gelre als heer aan. Teleurgesteld gaf George het beleg van Groningen op en vertrok met zijn zoon naar Meissen. 19 Mei 1515 tekende hij een verdrag, waarbij hij voor 100 000 goudguldens alle aanspraken op Friesland aan Karel V overdroeg.Als vorst over het „Albertinische” Saksen heeft hij veel voor die landen gedaan, o.a. voor de financiën en voor de rechtspraak. Hij schaarde zich steeds aan de zijde der Habsburgs, terwijl zijn neef Frederik de Wijze de leider der oppositie tegen de keizer was. Dit bepaalde ook het standpunt van George in zake Luther: hij was wel overtuigd van de noodzakelijkheid van een hervorming, maar meende, dat deze alleen gebeuren moest door de vorsten en met behoud van het oude dogma. Zo is George steeds meer de verdediger geworden van het oude geloof, terwijl Frederik de Wijze en diens opvolger juist de beschermers van Luther waren.
In geloofszaken toonde hij grote belangstelling en de Leipziger disputatie had vooral door zijn toedoen plaats; hij woonde die zelf bij. Te Worms (1521) steunde hij Karel bij de ban over Luther; in 1525 verbond hij zich te Dessau met Mainz, Brandenburg en Brunswijk tegen de Evangelischen en hij vervolgde de Lutheranen in zijn landen heftig. Hij werkte echter met Frederik de Wijze samen tegen de Boerenopstand en Münzer. Hij overleefde 9 van zijn 10 kinderen en had de zekerheid opgevolgd te zullen worden door zijn broer Hendrik, die zich in 1537 openlijk vóór Luther uitsprak, terwijl de Staten weigerden een der Habsburgs als opvolger te er-kennen.
George heeft enige gedichten en andere geschriften nagelaten.
Lit.: H. v. Welek, Georg der Bärtige, Herzog v. Sachsen (1900); K. Mensing, Bilder a. d.
Sächs. Geschichte: Georg der Bärtige u. Kurfürst Moritz (1902); F. Gess, Akten und Briefe zur Kirchenpolitik Herzogs G. v.
S. (1905); O. Lehmann, G. v. S. im Briefwechsel mit Erasmus (1889); O. A.
Hecker, Religion und Politik in den letzten Lebensj. Herzog G.s des Bärtigen von Sachsen (1912).