Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Georg HERWEGH

betekenis & definitie

dichter (Stuttgart 31 Mei 1817 - Baden-Baden 7 Apr. 1875), studeerde te Tübingen theologie. Weldra echter werd hij te Stuttgart medewerker aan Europa van Lewald.

Te Zürich liet hij zijn Gedichte eines Lebendigen (1841) uitgeven, die wegens hun vrijheidslievende geest weldra algemeen bekend werden. In 1842 maakte hij een reis door Duitsland, waar hij als vrijheidsdichter gehuldigd werd. Zelfs de koning van Pruisen riep hem ten gehore naar Berlijn. Toen hij echter uit Koningsbergen een brief aan de koning richtte, waarin hij tegen alle gebruikelijke vormen zondigde, werd hij uit Pruisen verbannen. Na veel omzwervingen, o.a. met Bakoenin, vestigde hij zich te Parijs, waar hij omgang had met Heine, Béranger en George Sand en vooral met Poolse en Russische uitgewekenen. Door zijn huwelijk met een Joodse bankiersdochter was hij financieel onafhankelijk.

In Apr. 1848 nam hij deel aan de revolutionnaire beweging in Baden, waaruit hij de wijk moest nemen naar Zwitserland, vanwaar hij weldra naar Parijs terugkeerde. Sedert 1866 woonde hij te Baden-Baden. Hij bekleedde onder de politieke dichters van zijn tijd een eerste rang. Zijn gedichten onderscheiden zich door eenvoud, duidelijkheid en kracht. Bekend werd ook zijn vertaling van Lamartine’s werken (5 dln, 1839 en vlgg.).Bib!.: Gedichte eines Lebendigen (2 dln, 1841, 1844); Einundzwanzig Bogen aus der Schweiz (1843); Zwei Preuszenlieder (1848); Neue Gedichte (uitgave 1877); Briefe von und an Georg H. (1896); G. H.*s Briefwechsel mit seiner Braut (1906); Werke (uitgegeven door H. Tardel, 3 dln, 1909).

Lit.: F. Muncker, G. H. (Allg. Deutsche Biogr., dl XII, 1880); Trampe, G. H., Sein Leben und sein Schaffen, diss. Münster (1910); V.

Fleury, Le poète G. H. (1911); H. Hensold, G. H. und seine deutschen Vorbilder (1916); E. Baldinger, G. H., Die Gedankenwelt der Gedichte eines Lebendigen (1917); H.

E. Hirschfeld, Politische Zeitdichtung (in H.’s Gedichten eines Lebendigen (1921); M. Herwegh, Au printemps des Dieux (Paris 1929).

< >