Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GENDT

betekenis & definitie

gemeente in Gelderland, 1392 ha groot met 4127 meest (in 1950:95,65 pct) R.K. inw., ligt in de Over-Betuwe tegenover Nijmegen. De bodem, bijna geheel rivierklei, is voor 74 pct grasland, 21 pct bouwland en 5 pct tuingrond.

Landbouw, steenbakkerij, metaalindustrie, benevens scheepsbouw en scheepvaart zijn de middelen van bestaan, terwijl bovendien een belangrijk deel van de bevolking in de Nijmeegse industrie werkzaam is. Het dorp Gendt ligt aan de Waaldijk, bezit vele boomgaarden en telt (1950) 1357 inw. Het is zeer oud, bestond misschien al in de Romeinse tijd en komt onder de naam Gannitae marca reeds in 763 voor. Andere dorpen zijn Hulhuizen (424 inw.) en Flieren (346 inw.).Te Gendt bezat de abdij van Lorsch onderscheiden goederen en rechten, die met de kerkgift in 1228 aan de graaf van Gelre verkocht werden. Graaf Otto II schonk de kerkgift e.a. in 1255 aan het door hem gestichte klooster te ’s-Gravendaal. De stad Lochem ontving in 1233 hetzelfde recht als de steden Emmerik en Gendt. De stad Gendt bezat het Zutphense recht; zij had hofvaart op Zutphen.

Zij was lid der Hanze. In 1506 gaf hertog Karel stad, kerspel, heerlijkheid en hoogheid van Gendt in leen uit aan de erfhofmeester Hendrik van Gent (Gendt). Deze eerste heer van Gendt bekleedde verschillende voorname functies en werkte o.a. mede aan het tot stand komen van het door bemiddeling van Frans I van Frankrijk tussen Karel V en Karel van Gelre in 1517 gesloten verdrag. In 1526 volgde hem zijn zoon Willem, erfkamerling, als heer op.

De heerlijkheid kwam achtereenvolgens in de geslachten Van Renesse van Baer (1664), Van Eek van Panthaleon (1681), des Villattes (1750) en Merkes van Gendt. Tot het geslacht van Hendrik van Gendt behoorden Barthold van Gendt heer van Loenen en Meinerswijk, afgevaardigde naar de vredesonderhandelingen te Munster, en de admiraal Willem Joseph van Gendt, gesneuveld bij Solebay 7 Juni 1672.

Lit.: C. van der Voordt Pieck, Spec. sistensstatuta Gannitensia, diss. (1783); O. G. Heldring, Gent in Over-Betuwe, in: Geld. Volks-Almanak (1837), 132; J.

W. Staats Evers, Gelderlands voormalige steden (1891), 143; J. D. H. van Uden, Stad en heerlijkheid Gent, in: De Betuwe (1931; 3 Apr. e.vlg.).

< >