(Icterus) is een ziekteverschijnsel, gekenmerkt door een gele tot geelbruine verkleuring, die aan huid en slijmvliezen waarneembaar is en berust op een verhoogd gehalte van bilirubine (galkleurstof) van bloed en weefsels. De huid kan ook door andere stoffen geel zijn gekleurd, bijv. door picrinezuur, atebrine, trypaflavine, carotine.
In deze gevallen spreekt men niet van icterus. Een lichte graad van geelzucht is bij kunstlicht niet waarneembaar, wel bij daglicht. Men ziet de gele kleur het eerst en het best aan het wit van de ogen. Soms is alleen de harde oogrok merkbaar geel gekleurd.
Carotine kleurt wel de huid, maar niet het oogwit.Bilirubine is een normaal afbraakproduct van de bloedkleurstof (z bloed). Daar er voortdurend rode bloedlichaampjes en bloedkleurstof afgebroken en door nieuwe vervangen worden, komt er aanhoudend bilirubine vrij, dat door de lever wordt uitgescheiden in de gal en wel zo snel, dat het bloedplasma onder normale omstandigheden maar heel weinig bilirubine bevat. Deze weinige bilirubine is gebonden aan de plasma-eiwitten en wordt daardoor niet uitgescheiden in de urine. De levercellen maken deze binding los, alvorens de galkleurstof uit te scheiden.
De bilirubine, die de levercellen eenmaal is gepasseerd (chole-bilirubine), reageert chemisch iets anders dan de bilirubine, die vers uit bloedkleurstof is ontstaan (haemobilirubine). In het eerste geval ontstaat er met het diazo-reagens onmiddellijk een rode verkleuring; men spreekt dan van de directe reactie van Hijmans van den Bergh. In het tweede geval ontstaat deze reactie pas na enige tijd of na toevoeging van alkohol; dit is de indirecte reactie van Hijmans van den Bergh. Door deze reactie kan men beide soorten bilirubine onderscheiden.
In de darm wordt de bilirubine gereduceerd tot urobilinogeen; deze wordt merendeels uitgescheiden met de ontlasting, een gedeelte keert met het poortader-bloed naar de lever terug, die er opnieuw bilirubine van maakt. Een klein gedeelte van het urobilinogeen kan daaraan ontsnappen, in het bijzonder wanneer de lever ziek is of wanneer het aanbod van urobilinogeen groot is; dan verschijnt er urobilinogeen in de urine.
Geelzucht kan nu ontstaan:
a. doordat er te veel bilirubine wordt gevormd (versterkte bloedafbraak) of
b. doordat de uitscheiding van het normale kwantum bilirubine onmogelijk is (ziekte van de lever of afsluiting van de galwegen).
Ad a. Als de bloedafbraak bijzonder groot is, moet er zoveel bilirubine door de lever worden uitgescheiden, dat deze een stijging van het bilirubinegehalte van het bloed niet kan verhinderen. Men spreekt dan van haemolytische icterus (haemolyse is bloedafbraak). Het bloedplasma geeft dan de indirecte reactie van Hijmans van den Bergh.
De gal is hierbij zeer donker, de ontlasting bevat veel urobilinogeen, evenals de urine. Geelzucht door haemolyse is zelden intensief en bijna nooit komt het hierbij tot de uitscheiding van bilirubine in de urine, ook al omdat — zoals reeds gezegd — deze vorm van bilirubine aan het plasma-eiwit is gebonden. Er zijn veel oorzaken voor verhoogde bloedafbraak; deze komt voor bij bepaalde vergiftigingen (o.a. arseenwaterstof, bonenvergiftiging, slangengif, sulfonamides, enz.), bij sommige infecties (bijv. sepsis, malaria), na transfusie van bloed van een niet passende groep, bij sommige bloedziekten (pernicieuze anaemie) en ook bij een vrij zeldzame aangeboren familiaire ziekte, die bekend staat als de congenitale haemolytische icterus. De geelzucht, die bij een groot deel der pasgeborenen voorkomt (icterus neonatorum), berust eveneens op een grote bloedafbraak. Binnen zekere grenzen is deze vlak na de geboorte een normaal verschijnsel.
In sommige families komt een veel ernstiger vorm van icterus neonatorum voor (icterus gravis neonatorum); deze berust op een rhesus-antagonisme tussen moeder en kind en is verwant aan de erythroblastosis foetalis (z bloedgroep).
Ad. b. Geelzucht ten gevolge van een ziekte der levercellen noemt men hepato-cellulaire icterus, terwijl geelzucht ten gevolge van afsluiting der galwegen mechanische of stuwingsicterus wordt genoemd. Bij afsluiting van de galwegen kan de gal niet afvloeien naar de darm. De druk in de galwegen stijgt en de kleinste galgangetjes tussen de levercellen worden verscheurd.
Op deze wijze komt er gal in de weefselspleten en in het bloed. Er ontstaat nu een geheel andere toestand dan bij de haemolytische icterus, want er hoopt zich niet alleen bilirubine (thans met directe reactie) op in het bloed, maar ook andere bestanddelen van de gal, zoals galzure zouten. Aan deze bestanddelen schrijft men enkele verschijnselen toe, die bij de stuwingsicterus dikwijls voorkomen, nl. huidjeuk en bradycardie (langzame hartslag). Als de afsluiting van de galwegen compleet is, komt er geen gal in de darm; er kan dan ook geen urobilinogeen worden gemaakt.
Zo kan men de volledigheid van een afsluiting der galwegen herkennen aan het feit, dat de ontlasting noch de urine urobilinogeen bevat. De voornaamste oorzaken van een afsluiting der galwegen zijn galstenen en gezwellen van de galwegen of van de alvleesklier.
Bij hepatocellulaire icterus wordt de indirect reagerende bilirubine vertraagd uitgescheiden. Doch steeds ontstaan hierbij bovendien structuurveranderingen in de lever, waardoor evenals bij de stuwingsicterus gal in het bloed komt. De hepatocellulaire en de stuwingsicterus kunnen dan ook sprekend op elkaar gelijken en zijn somwijlen heel moeilijk van elkaar te onderscheiden. Hepato-cellulaire icterus wordt wel het meest veroorzaakt door Hepatitis epidemica, vroeger icterus catarrhalis genoemd (z leverziekten).
Andere oorzaken van hepato-cellulaire icterus zijn serum-hepatitis, luetische hepatitis, leverbeschadiging door salversan, atophaan, phosphor, goud, sulfonamides en andere giften, verder de ziekte van Weil, gele koorts, levercirrhose enz. Wanneer geelzucht lang bestaat en zeer intensief is, krijgt de huid vaak een groenige bijtint, men spreekt dan van icterus viridis, en als de huid zeer donker wordt spreekt men ook wel van melanicterus (melas = zwart).
De behandeling van icterus is uiteraard geheel afhankelijk van de oorzaak. Langdurige geelzucht door afsluiting van de galwegen is zeer schadelijk voor de lever. Een dergelijke afsluiting moet operatief worden opgeheven, indien zij niet binnen zekere tijd spontaan verdwijnt. Komt er geen gal in de darm, dan is de resorptie van vet en van in vet oplosbare vitamines gestoord; op deze wijze ontstaat er spoedig een tekort aan vitamine K.
Wij weten thans, dat dit de oorzaak is van de ernstige bloedingen, die vroeger bij langdurige icterus ontstonden (z haemorrhagische diathese). Door de inspuiting van vitamine K kan men deze bloedingen gewoonlijk voorkomen.
DRH.J. VIERSMA.