Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bezetenen

betekenis & definitie

(1, algemeen) noemt men hen, in wie een daemon of geest huist. De godsdienstpsychologie verstaat onder dit verschijnsel de inbezitneming van de menselijke persoonlijkheid, zowel door een „goede” als door een „boze” geest.

Psychologisch is er dan ook een nauwe samenhang tussen extatisch profetisme en bezetenheid door een boze geest. Van beide is het verlies der persoonlijkheid de vooronderstelling. In de regel echter verstaat men onder bezetenheid alleen de inbeslagneming door een boze geest. Het gevolg is dan een ziekte, die wij gewoonlijk geestesziekte zouden noemen. Men denkt dan vooral aan de wonderverhalen van het N.T., waarin Jezus bezetenen van verschillende aard geneest (bijv. Matth. 8 : 29 v.v., Mare. 1 : 23, Luc. 4 : 33, Matth. 14 : 17).

Jezus (en op zijn voorbeeld de discipelen) werpt de geesten uit (exorcisme). Daarbij wordt voorondersteld, dat de geest in de bezetene een geheel zelfstandig wezen is, dat toegesproken kan worden en kan antwoorden. Bezetenheid is een verschijnsel, dat — evenals het exorcisme of de uitbanning van de geest — in de meest verschillende godsdiensten een rol speelt. Welk een rol in de middeleeuwen de bezetenheid door de duivel (heksen) heeft gespeeld, is bekend. Ook de tegenwoordige wetenschap weet van vele gevallen te verhalen, waarin een tweede, vreemde persoonlijkheid zich van die van de patiënt schijnt te hebben meester gemaakt. In psychasthenische toestanden komen mediumieke verschijnselen en schrijfdwang voor ; bij hysterie en schizophrenie is de echte duivelswaan niet zeldzaam.PROF. DR G. VAN DER LEEUW

(2, R.K.). De R.K. theologie beschouwt de bezetenheid als een inbezitneming der fysische en psychische krachten van een mens door boze geesten. De mogelijkheid van zodanige toestand wordt erkend; de werkelijkheid er van wordt aangenomen, voor wat betreft o.a. de duivelbezweringen, die door de Heilige Schrift worden verhaald. Christus kan zich niet aan louter volksgeloof aangepast hebben. Van apologetisch standpunt wordt er op gewezen, dat de demonische weerstand tijdens Jezus’ zending te begrijpen is als een laatste stormloop van Satan tegen het aanbrekende Messiaanse rijk.

PROF. DR J. COPPENS

Lit.: T. K. Oesterreich, Die Besessenheit (1921); J. Smit, De daemoniacis in historia evangelica (Roma 1913).

< >