(Mas Galdlagos of Schildpaddeneilanden, officieel het territorium Archipelago de Colón geheten, is een eilandengroep aan beide zijden van de evenaar over een lengte van 40 (8g°-93° W.L.v.Gr.) in de Stille Oceaan gelegen. Deze, tot de Zuidamerikaanse republiek Ecuador behorende archipel, die rechtstreeks onder de ministerraad van dat land ressorteert, bestaat uit 6 grotere, 9 kleinere eilanden en enkele honderden eilandjes en rotsen.
In totaal beslaan zij een oppervlakte van 7844 km2 (2,62 pct van het totale territoir van Ecuador). De 600 mijl uit de kust (Kaap S. Lorenzo) gelegen eilanden zijn in het algemeen van vulkanische oorsprong; de grootste hoogte bedraagt 1859 m (Isabela-eiland). Met uitzondering van het grootste eiland Isabela (Albemarle), dat een onregelmatige vorm heeft, zijn de eilanden over het algemeen rond met in het centrum een of meer vulkanen.
Het aantal vulkanen bedraagt meer dan 2000; slechts in het westelijk deel van de archipel was in de latere jaren vulkanische werking waarneembaar. De vulkanen, donkere, steil uit de diepte van de zee opstijgende bazaltlavagevaarten, geven aan de eilanden een woest en indrukwekkend voorkomen. De uit lagere zuidelijke breedten stammende Peru- of Humboldtstroom omspoelt de archipel; dit is oorzaak dat de temperatuur van de omringende wateren lager is dan gewoonlijk op deze breedte het geval is. Regen valt meestal tussen Juli en Nov.
Het klimaat is gezond (gem. jaartemperatuur 22 gr. C.). De lagere delen zijn over het algemeen aride, maar sommige eilanden bezitten op grotere hoogte een dichte vegetatie. Noord- en zuidzijde van de eilanden verschillen zeer van elkaar; de zuidzijde (waar de meeste regen valt) heeft een verweringsbodem en flinke plantengroei, de noordzijde bestaat vnl. uit naakte lava.
De voornaamste eilanden zijn na Isabela (Albemarle): Santa Cruz (Indefatigable), Santiago (James), Fernandina (Narborough), Floreana of Santa Maria (Charles), San Cristóbal (Chatham), Española (Hood), Santé Fé (Barrington), Pinzon (Duncan), Genovesa (Tower), Marchena(Bindlow) en Pinta (Abington). De bevolking bedraagt slechts 661 zielen (1944); de hoofdplaats is Progreso of San Cristóbal (305 m boven zee) op het eiland San Cristóbal, het meest oostelijke van de archipel, gelegen. De eilanden, van geringe economische betekenis, produceren suikerriet, katoen, groenten en vruchten; ook graan maar geen rijst. Vis vormt het voornaamste uitvoerartikel, verder huiden, suiker, fruit en groente.
Naast enig zout worden zwavel en guano gewonnen. Het ingevoerde vee heeft zich sterk vermeerderd, doch is ook verwilderd. Bij de laatste telling waren er 70 000 runderen, 33 000 paarden, 500 muilezels, 6000 ezels, 4000 varkens en 18 000 geiten. Er leefden vroeger vooral veel landschildpadden (galapagos), die echter vrijwel uitgeroeid zijn; men vond er de grootste bekende soort (Testudo nigra), die zich met cactusplanten voedde, een gewicht bereikte van 600-700 kg en meer dan 300 jaar leefde.
Naast de 15 verschillende soorten schildpadden kennen de eilanden talrijke landhagedissen; onder deze de afzichtelijke Amblyrynchus cristatus, die 5-8 kg zwaar wordt en de Conolophus suberistatus, waarvan het vlees gekookt en gegeten wordt. 85 soorten vogels zijn geteld. Zeeleeuwen zijn er talrijk. Merkwaardig is, dat onder de dieren en planten vele soorten voorkomen, die nergens anders worden gevonden. Tot behoud van flora en fauna zijn in 1936 verschillende eilanden tot natuurreservaten verklaard.Geschiedenis
De eilanden werden bij toeval op 10 Mrt 1535 ontdekt door Tomas de Berlanga, Spaans bisschop van Panama, tijdens een zeereis naar Peru. In verband met diens beschrijving gaf Abr. Ortelius ze in zijn Theatrum orbis terrarum (1570) de naam van „Insulae de los Galopegos”; de Spanjaarden noemden ze Las Encantadas, d.i. betoverde eilanden, omdat zij geloofden dat ze op de golven dreven. In de 17de eeuw werden zij veel door Engelse flibustiers bezocht; Dampier heeft ze beschreven en Ambrose Cowley gaf de thans nog gebruikte Engelse namen aan de eilanden (1684).
Sinds het begin van de 19de eeuw werden zij door walvisvaarders aangedaan. In 1812 werd de groep door een Amerikaanse kapitein voor de V.S. in bezit genomen, doch na zijn terugkomst werd zijn daad door zijn regering gedesavoueerd. Op 12 Febr. 1832 werd de nog steeds onbewoonde groep door Ecuador officieel geannexeerd. Daarna werd door generaal José Villamil op het eiland Charles een kolonie gesticht, die naar Flores, de toenmalige president van de republiek, La Floreana werd genoemd.
Villamil gaf de verschillende eilanden Spaanse namen. Al spoedig werd het een strafkolonie voor politieke tegenstanders en misdadigers hetgeen het bleef tot ca 1880, en de grootste onveiligheid en ongebondenheid tot gevolg had. Intussen oefenden de merkwaardige fauna en flora op de eilanden grote aantrekkingskracht uit op natuuronderzoekers e.d.: Darwin landde er in 1835 met de Beagle, later werden zij o.a. bezocht door Herman Melville (1841), William Beebe (1923) en W. A.
Robinson (1929-’34). Een poging tot kolonisatie door een groot aantal bewoners van Noorwegen, aangelokt door de beschrijvingen van Beebe, is jammerlijk mislukt (ca 1925). Na 1929 kwamen Duitse Wandervögel, die de eenzaamheid zochten, o.a. dr Friedrich Ritter; hun optreden trok indertijd zeer de aandacht. Door de opening van het Panamakanaal (1915) werden de eilanden een strategisch punt van betekenis, waarvan de V.S. sindsdien tevergeefs hebben getracht de eigendom te verwerven.
Van 1942 tot 1946 was op Seymour Island (tussen Indefatigable en James) een militair steunpunt gevestigd van de V.S.
Lit.: A. Cowley, Voyage round the world (London 1699); H. Melville, The Encantadas (1856, herdr. m. ini. d. V.
W. v. Hagen, Burlingame Cal. 1940); W. Beebe, Galapagos, world’s end (New York 1924) ; A. Arman dy, Le trésor des îles Galapagos (Paris 1928); S.
Howard, Isles of escape (London 1934); F. Ritter, Als Robinson auf G. (Leipzig 1935) ; C. v. d. Broek d’Obrenan, Voyage aux îles G., in: La Géographie LXIII (Paris 1935); W. A.
Robinson, Voyage to G. (New York 1936); E. F. Parks and J. F.
Rippy, The G. Islands a neglected phase of American strategy diplomacy, in: The Pacific historical review IX, 1 (1940) ; O. Alfaro, Galapagos estrategico i comercial (Guayaquil 1946); A. and E. Conway, The enchanted islands (New York 1947); V.
W. v. Hagen, Ecuador and the Galapagos Islands (Norman, Oklahoma 1949), met uitv. lit. opg.