Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ECUADOR

betekenis & definitie

staat in Zuid-Amerika, gelegen tussen 1°25'00' N.Br. en 5°00'41" Z.Br. en tussen 75°11'27' en 81°0'00" W.L. v. Gr., genoemd naar de aequator (Spaans: ecuador), die de republiek doorsnijdt.

Ecuador grenst in het N. aan Colombia, in het O. en Z. aan Peru, in het W. aan de Grote of Stille Oceaan. De lengte van de grenzen bedraagt: met Colombia 550 km, met Peru 1250 km; de lengte van de kustlijn is 1502 km. De afstand in N.-Z. richting is 700 km, in O.-W. richting 654 km. De oppervlakte bedraagt 300.000 km2, waarvan 292.120 km2 voor het territoir op het vasteland, terwijl de tot Ecuador behorende Galápagos Eilanden (Archipiélago de Colón o Galápagos) 7880 km2 groot zijn.Natuurlijke gesteldheid.

De republiek is in drie delen te verdelen:

1. de kustzone (Costa), gelegen ten W. van de Andes, bestaande uit een alluviale laagvlakte, waarvan een groot deel wordt ingenomen door de puinkegels van de uit de Andes komende rivieren. Naar het W. wordt deze kustvlakte begrensd door een 200 à 300 m hoog zandsteenplateau, dat tegen de zee met een klifkust afbreekt; in het Z.W. (ten W. van Guayaquil) wordt deze vlakte beheerst door de 700 à 800 m hoge, uit cretaceïsche kalk en zandsteen bestaande keten van de Cordillera de Colonche.
2. Het Andes-gebied (Siërra), bestaande uit een westelijke keten met de vulkanen Cotacachi (4960 m), Pinchincha (4780 m), Carazon (4816 m), Iliniza (5266 m), Carihuairazo (5028 m) en de Chimborazo (6310 m), en een oostelijke keten (Cordillera Real) met de vulkanen Cayambe (5840 m), Antisana (5750 m), Cotopaxi (5940 m), Tungurahua (5080 m), Altar (5400 m), en de enigszins ten O. van deze keten gelegen Sangay (5320 m). De beide ketens zijn gescheiden door een breed lengtedal, dat door dwarsruggen (nudos) in bekkens (hoyas) wordt verdeeld. De westelijke keten is opgebouwd uit diorieten en gneisen en kristallijne schisten, de oostelijke keten uit gneisen en glimmerschisten, de vulkaankegels uit andesietlava en as. De meeste vulkanen bezitten nog kleine gletsjers in hun verweerde kraters, de Chimborazo draagt een ijskap. De bodem van de bekkens bestaat uit lavastromen, begraven onder dikke lagen brecciën en tuf, waarin de rivieren diepe, kloofvormige dalen hebben uitgesneden.
3. De oostelijke laagvlakte (Oriente), naar welke de oostelijke Andesketen zeer steil afhelt, waardoor de rivieren, die naar de Amazonevlakte stromen, in zeer nauwe en diepe dalen het gebergte verlaten, zodat geen verkeer mogelijk is. In het N. is de afhelling minder steil door ver naar het O. doordringende uitlopers (Sierra de la Galera, 1800 m, en S. Guacamaya). De met oerwoud bedekte oostelijke laagvlakte watert af naar het Z. en Z.O. door talrijke rivieren, die alle uitmonden in de in Peru ontspringende, in Ecuador W.-O. stromende Marañon, een van de grote brontakken van de Amazone.

Klimaat.

Het klimaat van het 68.663 km2 grote kustgebied (gem. hoogte 45 m) is tropisch met twee jaargetijden: een droge tijd (verano) van Juni-Nov. en een natte tijd (invierno) van Dec.Mei, die naar het Z. in lengte afneemt (gem. jaarl. regenval 1476 mm). De koude W. en Z.W. winden van de Humboldtstroom verlagen in het Z. de zomertemperatuur aanmerkelijk (gem. jaartemp. 20 gr. C. tegen 25 gr. C. gem. voor de gehele kustvlakte). Het noordelijk deel van het kustgebied ligt in de zone van de voortdurende aequatoriale regens en is met tropische oerwouden bedekt; het noordelijk deel van het Guayasbekken heeft reeds mimosasavannen (lomas).

Het Andesgebied (oppervlakte 70.344 km2, gem. hoogte 2200 m) heeft een gelijkmatig klimaat (gem. jaarl. temp. 13,8 gr. C., gem. jaarl. neerslag 749,7 mm) met een droge (door een korte regentijd — inviernillo — in de maand Oct. onderbroken) en een natte tijd, waarin echter de maand Dec. (de veranillo del niño) opmerkelijk droog is. Terwijl aan de buitenzijde van de ketens de tropische wouden tot een hoogte van 3000 m reiken, hebben de inter-andinebekkens een kreupelhoutvegetatie. De oostzijde van de Andes heeft regenval gedurende het gehele jaar ten gevolge van de gedwongen opstijging van de overheersende oostelijke winden; de laagvlakte ligt in het altijd vochtige aequatoriale klimaat. Beide gebieden (met een totale oppervlakte van 153.143 km2 bij een gem. hoogte van 714 m) zijn met tropisch oerwoud bedekt.

Planten- en dierenwereld zie Neogaea.

Bevolking.

Volgens de resultaten van de enige, in 1942 gehouden, volkstelling bedraagt het aantal inw. 3.089.078 (op het einde van 1944 was dit aantal tot 3.241.311 gestegen), van wie 1.601.069 of 51,83 pct mannen. 41 pct van de bevolking zijn mestiezen (1.266.522), 39 pct Indianen (1.204.740), 10 pct blanken (308.908), 5 pct negers of mulatten (154.454) en 5 pct anderen. De blanken zijn bijna allen uit Spaans Amerika afkomstig. De Indianen zijn zeer sterk met de blanke en zwarte bevolking vermengd, alleen de Cayapas in het Santiagobekken zijn vrij zuiver gebleven. Het voornaamste Indianenvolk van de oostelijke laagvlakte vormen de Jivaros (Jibaros),die hun isolement hebben bewaard en waar de missie geen succes heeft gehad.

In totaal werden in 1942 14.374 vreemdelingen geteld, voor het overgrote deel afkomstig uit Zuid-Amerika en Europa. Europa leverde daarbij 6200 personen, o.w. 1847 Duitsers, 861 Italianen, 644 Spanjaarden en 511 Tsjechen.

Wat de leeftijdsbouw betreft: 39,6 pct van de totale bevolking is jonger dan 15 jaar, 10,8 pct tussen 15 en 20 jaar, 38,3 pct tussen 20 en 50 jaar, 5,1 pct tussen 50 en 60 jaar en 6,2 pct ouder dan 60 jaar. 34,41 pct van het aantal inw. hield in de stedelijke centra verblijf, 65,46 pct was op het platteland gevestigd, terwijl de migratie 0,13 pct omvatte. De grootste steden zijn: Guayaquil, de voornaamste haven- en handelsstad van de republiek, met 154.180 inw., de hoofdstad Quito, met 138.906 zielen, Cuenca, de hoofdstad van de provincie Azuay, met vele herinneringen aan het Spaanse koloniale tijdperk, telt 50.462 inw. en Riobamba, de oude Indiaanse nederzetting, thans hoofdstad van de provincie Chimborazo, 26.783 zielen.

Middelen van bestaan.

Landbouw is hoofdzaak. Men onderscheidt in Ecuador twee landbouwzones: de kuststreek en de lagere delen van de rivierdalen waar tropische gewassen worden verbouwd (gemiddelde temperatuur 18 tot 25 gr. C.) en het heuvelland met de gebergtedalen, waar veeteelt bedreven wordt en gewassen van het gematigde klimaat geteeld worden (zuivelproducten, granen, aardappelen, groenten en vruchten). Slechts 4.645.726 ha is in cultuur gebracht; 15.402.120 ha is met bos bedekt, waarvan slechts ⅓ economisch benut kan worden. Het voornaamste agrarisch product is de cacao, die van zeer goede kwaliteit is; de voornaamste afnemers zijn de V.S. De opbrengst bedroeg in 1946 30.700 metrieke ton, de uitvoer was 13.723 metrieke ton ter waarde van ruim 74 millioen sucrés (1 millioen sucrés = $ 74.074). De cacaoplantages liggen vnl. in de hogere delen van het Guayasbekken langs de rivieren Chimbo, Caracol, Vinces en Daula en verder aan de voet van de Andes bij Naranjal, ten O. van de baai van Guayaquil. Guayaquil en in geringere mate Bahia de Caraques zijn de stapelplaatsen. Rijst, dat vnl. in het lage centrum van het Guayasbekken geteeld wordt, krijgt zeer grote betekenis als uitvoerproduct (opbrengst in 1946: 104.185 metrieke ton). Suikerriet wordt verbouwd in het benedendal van de Daule, de Babahoyo, de Vinces benevens in enkele transversale dalen van de Cordilleras. Er zijn in Ecuador ongeveer 15 suikerfabrieken; de productie bedroeg in 1946: 32.890 metrieke ton witte suiker en 14.000 metrieke ton panela. 3060 ton moest in dat jaar nog ingevoerd worden om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen. Het vervaardigen van alkohol en aguardiente (witte rhum) heeft het gouvernement aan zich voorbehouden; ongeveer 2 millioen hl rum en 1,8 millioen l alkohol worden jaarlijks geproduceerd. Ecuador brengt koffie van zeer goede kwaliteit voort; ca 70 millioen struiken brachten in 1946 160.000 quintalen (van 46 kg) voort. Uitgevoerd werden in laatstgenoemd jaar 7636 metrieke ton ter waarde van s. 34.839.189. Zeer veel aandacht wordt besteed aan de teelt van katoen, die in hoofdzaak bedreven wordt in de provincies Manabi, Guayas en Imbabura. De kwaliteit is echter iets minder dan van de Peruaanse katoen. De opbrengst is evenwel nog niet voldoende om de behoefte in het land zelf te dekken. Bananen, afkomstig uit de provincie Guayas, worden verzonden naar Chili, Peru en de V.S. De teelt en handel zijn grotendeels in handen van buitenlandse ondernemingen; de uitvoer beliep in 1946 1.305.140 trossen. Ananassen, citrusvruchten, meloenen en groenten levert de kuststreek in grote aantallen; een geringe hoeveelheid verse vruchten wordt naar het buitenland verscheept. De met tabak beplante oppervlakte (3500 ha) neemt toe; Esmeraldas, El Oro en Guayas zijn de voornaamste leveranciers. In de inter-andine bekkens omvat de landbouw vnl. de verbouw van tarwe, maïs, gerst, aardappelen, linzen, vruchten en groenten. De veeteelt is vooral belangrijk in de hooggelegen grasvlakten (paramos) van de inter-andine bekkens en verder in de hoogste delen van het Guayasbekken. In de Andesbekkens liggen grote uitgestrektheden kunstweiden (potreros) voor de vetweiderij van het halfwilde bergvee.

De voornaamste bosproducten zijn de mangrovebast, de steennoot (tagua) en verder het lichte balsa-hout, dat vooral in de vliegtuigindustrie wordt gebruikt. Ecuador is de voornaamste leverancier van dit hout, dat voorkomt in het lage deel van de kustvlakte en in het oostelijk deel van het land; uitgevoerd werd in 1945 een hoeveelheid van ruim 7 millioen kg, ter waarde van meer dan 18 millioen sucrés, in 1946 2,8 millioen kg (waarde 7,1 millioen sucrés).

De republiek bergt in haar bodem: goud, zilver, koper, ijzer, lood, steenkolen en zwavel. Rijke alluviale gouddepots in de provincies Loja en Azuay trokken reeds ten tijde van de conquistadores talrijke kolonisten, die er de steden Medina, Sevilla, Logroño en Zamora stichtten, maar zij werden in 1599 door de Jibaros verdreven. Tegenwoordig wordt goud in geringe hoeveelheden gewonnen in de Zamura-mijnen (provincie El Oro), terwijl de goudwasserijen gevonden worden in de provincies Esmeraldas en Azuay; in 1946 bedroeg de productie 75.390 oz. fijn. Op het schiereiland Santa Elena (provincie Guayas) worden petroleumvelden geëxploiteerd; de opbrengst, normaal ca 2,7 millioen barrels, bedroeg in 1946 slechts 2,3 millioen barrels. Uitgevoerd werden 1,2 millioen barrels (s. 19,5 millioen).

De voornaamste industrie is de fabricage van panamahoeden van toquilla-stro, vooral geconcentreerd in Jipijapa, Montecristi (provincie Manabi), Tabacundo en Cuenca; ca 5 millioen stuks (waarde s. 69,4 millioen) werden in 1946 naar het buitenland verkocht. Verder omvat de industrie vnl. meelfabrieken, suikerfabrieken, destilleerderijen, chocoladefabrieken, schoenfabrieken, textielfabrieken enz.

Handel.

De uitvoer bedroeg in 1946 329.158 metrieke tonnen ter waarde van s. 537.131.000, waarvan als voornaamste goederen (naar waarde) te noemen zijn rijst (39 pct), cacao (13 pct), panamahoeden (12 pct). Naar de V.S. ging 34,2 pct van de totale export, naar Cuba 14,1 pct. Ingevoerd werden 99.878 metrieke tonnen ter waarde van s. 414.266.000, vnl. textiel, aardewerk, voedingsmiddelen, machines, voertuigen en chemische producten. De V.S. zijn de grootste importeurs (58 pct), op grote afstand gevolgd door Argentinië (7,9 pct) en Engeland (6,7 pct). In de oorlogsjaren overtrof de uitvoer de invoer; de uitvoerrevenuen komen het land zelf ten goede.

Verkeer.

Van de 10 zeehavens is Guayaquil de voornaamste. Het wegennet heeft een lengte van ca 2560 km aan hoofdwegen en 1800 km aan secundaire wegen. De Pan-Amerikaanse autoweg (1080 km in Ecuador) zal, wanneer gereed, zich uitstrekken van Rumichaca aan de Colombiaanse grens tot Macará in het Z. en tevens de hoofdas vormen van het wegenstelsel. Van Latacunga naar Napo, aan de gelijknamige stroom, een zijrivier van de Amazone, zal een weg aangelegd worden, waardoor Ecuador in verbinding gebracht zal worden met de Atlantische Oceaan. Het spoorwegnet (9 lijnen) heeft een lengte van 1687 km. Guayaquil is met Quito door de lijn Duran - Quito (448 km) verbonden. Vliegtuigen verbinden de voornaamste steden onderling en sluiten de republiek aan op het wereldluchtvaartnet. Quito is door middel van telegraaflijnen met Colombia en Peru en door middel van zeekabels met de overige wereld verbonden. Draadloze stations onderhouden het contact tussen de verschillende landsdelen en met de Galápagos Archipel.

Financiën.

Op 4 Mrt 1927 werd de „Centrale Bank van Ecuador” in het leven geroepen (kapitaal 10 millioen sucrés), die dezelfde functie vervult als de Federal Reserve Bank van de V.S. Ultimo Aug. 1947 bedroeg de goudvoorraad 274,5 millioen sucrés. In 1946 berichtte Ecuador het International Monetary Fund dat de koers van de sucré vastgesteld was op 7,40741 U.S. cents (1 U.S. $ = 13,5 sucrés). De sucré is onderverdeeld in 100 centavos.

In 1946 bedroegen de staatsinkomsten 291,2 millioen sucrés, de uitgaven vergden 307,9 millioen. Van de inkomsten wordt 60 pct verkregen uit indirecte belastingen, 10 pct uit belasting op het inkomen, 12 pct uit andere directe heffingen en de rest uit opbrengst van nationale eigendommen en diensten. De landsverdediging vraagt 17 pct van de uitgaven, onderwijs 15 pct, openbare werken 16 pct en openbare schuld 5 pct. Op 30 Nov. 1947 bedroeg de buitenlandse schuld 37,6 millioen U.S. $, de binnenlandse 124,3 millioen sucrés. De waarde van de Amerikaanse beleggingen in Ecuador was ruim 5 millioen dollars.

Maten en gewichten.

Bij wet van 6 Dec. 1856 is het metrieke stelsel van maten en gewichten ingevoerd, maar de oude Spaanse maten worden nog alom gebezigd.

Onderwijs.

Lager onderwijs is verplicht en wordt kosteloos gegeven; er zijn ruim 2700 lagere scholen met 316.700 leerlingen. De 36 scholen voor voortgezet onderwijs tellen 8960 leerlingen. Ecuador bezit 3 universiteiten, nl. één te Quito (in de 18de eeuw door Dominicanen gesticht), één te Guayaquil en één te Cuenca met te zamen 1750 studenten. Naast genoemde zijn er nog enkele inrichtingen voor speciale takken van onderwijs. Wat de landstaal betreft, naast het Spaans spreekt een deel van het volk nog de Quecha-taal van de Inca-tijd.

Godsdienst.

In Ecuador heerst godsdienstvrijheid; het overgrote deel van de inwoners belijdt de Rooms-Katholieke godsdienst. Geestelijken van vreemde nationaliteit worden niet toegelaten. Een R.K. aartsbisschop zetelt te Quito, bisschoppen te Cuenca, Guayaquil, Ibarra, Loja, Portoviejo en Riobamba. Op 24 Juli 1937 kwam een modus vivendi tot stand tussen de Heilige Stoel en de landsregering, waarbij de betrekkingen tussen beide geregeld werden. De oostelijke Indianenstammen zijn nog meest heidens.

Bestuur.

Sinds het uitroepen van de Republiek in 1830 heeft het land 14 grondwetten zien afkondigen; de laatste dateert uit 1947.

De uitvoerende macht berust bij de president, die bij directe verkiezing voor 4 jaar verkozen wordt; hij is niet direct herkiesbaar. Hij moet in het land geboren zijn, niet jonger zijn dan 40 jaar en mag niet in familiebetrekking staan tot het aftredende staatshoofd. De wetgevende macht ligt in handen van het Congres, bestaande uit een Kamer van Afgevaardigden, voor een deel voor twee jaar door de provincies naar verhouding van het inwonertal gekozen, voor een deel benoemd. Bovendien is er een permanent wetgevend comité uit 9 leden bestaande. Kiezers zijn alle mannen en vrouwen, die lezen en schrijven kunnen en ouder zijn dan 18 jaar.

De provincies worden bestuurd door gouverneurs, door de uitvoerende macht benoemd; de departementen of kantons, waarin iedere provincie is onderverdeeld, door Jefes Políticos en de municipaliteiten door Tenientes Políticos. Het bestuur van de Galapagos Archipel berust bij het ministerie van Defensie. De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door het te Quito zetelende Hooggerechtshof, door districtsgerechtshoven en lagere rechtbanken.

De nationale vlag van Ecuador wordt gevormd door de kleuren geel, blauw en rood (2:1:1), horizontaal, met insignum.

H. A. BOMER

Lit.: Ecuador en Cifras 1938-1942, Dirección Nacional de Estadística (Quito 1944); Boletín General de Estadística, 3 mnd. (Quito); G. Perrier, La République de l’Equateur (1937); A. B. Franklin, Ecuador: Portrait of a People (New York 1943); V. W. von Hagen, Ecuador the Unknown (Oxford Un. Press 1940); R. S. Platt, Latin America (New York - London 1943); H. G. Tonndorf, Fredshandel med Sydamerika (Stockholm 1946, vert. als: Herstel van de handel op Zuid-Amerika (Leiden 1948); H. L. Clagett, A Guide to the Law and Legal Literature of E. (Washington, Libr. of Congr. 1947); V. W. von Hagen, E. and the Galapagos Islands (Norman, Oklahoma 1949).

Geschiedenis.

Het gebied der hedendaagse republiek Ecuador werd oudtijds bewoond door de stam der Quitu’s; overblijfselen bewijzen, dat er een zeer oude beschaving was (zie Amerika, algemeen, geschiedenis). In 1487 werd het land veroverd door de Inca Huayna-Capac, die het met Peru verenigde en Quito tot zijn hoofdstad verhief. Na zijn dood in 1525 werd het door zijn zoon Atahualpa als een onafhankelijk rijk bestuurd. Tijdens diens bewind verschenen de Spanjaarden: Bartholomé Ruiz (1526) en Pizarro die in 1531 en 1532 geheel het Rijk der Inca’s veroverde, nadat de ene vorst, Huascar, was gedood door zijn broer Atahualpa, die zelf door Pizarro geworgd werd. Toen werd ook San Miguel gesticht, van waaruit verdere tochten werden ondernomen (1533-1540) door Pizarro, Alvarado en Pizarro’s broer Gonzalo, die ver over de Andes trok. Daarna behoorde Ecuador bijna twee eeuwen tot het gebied van de vice-koning van Peru, maar Quito had zijn eigen bisschop en de audiencia van Quito had een vrij grote zelfstandigheid. In de 18de eeuw hoorde het land tot het vice-koningschap van Bogotá, sinds 1710(?) definitief, totdat het zijn zelfstandigheid herkreeg. Na een mislukte eerste vrijheidsbeweging (1809-1812) leverde een opstand, die in 1820 te Guayaquil uitbarstte, onder de leiding van Bolívar het gewenste resultaat. De beslissende overwinning der generaals Santa Cruz en Sucre in de Andes van Pichincha noodzaakte de Spanjaarden 24 Mei 1822 tot een capitulatie. Het onafhankelijke Ecuador verenigde zich met de pas verrezen republieken Nieuw-Granáda en Venezuela en werd als Departamento del Ecuador door de constitutie van Cucuta (Aug. 1821) bij de centrale republiek Colombia gevoegd. Op het voorbeeld van Venezuela stelde Ecuador in 1830 op het congres te Riobamba een grondwet vast, waarbij het tot een onafhankelijke republiek werd verklaard; generaal Juan José Flores, de trouwe wapenbroeder van Bolívar, werd tot eerste president benoemd.

De geschiedenis der nieuwe Republiek is een aaneenschakeling van omwentelingen en tegenomwentelingen en van oorlogen tegen de naburige staten, inzonderheid tegen Peru. Flores wist zich als president of als opperbevelhebber van het leger staande te houden tot in 1845. Hij behoorde tot de conservatieven en had steeds de liberalen tegenover zich, lange tijd onder leiding van Rocafuerte. Deze laatsten overwonnen ten slotte en jarenlang waren de liberalen en daarna de ultra-democraten heer en meester in het land, maar nimmer onbeperkt: voortdurend werd de rust verstoord door opstanden, verergerd doordat èn Nieuw-Granáda èn Peru telkens met Ecuador in oorlog waren. De oude Flores speelde ook daarin steeds een rol, waarbij het hem te pas kwam, dat de democraten anti-clericaal waren, terwijl de geestelijkheid nog altijd een belangrijke macht vertegenwoordigde. Zo verzwakte het bestuur der liberalen, en opnieuw wist de grijze, maar nog steeds onvermoeide Flores hiervan gebruik te maken. Op uitnodiging der conservatieven kwam hij naar Ecuador en trok zegevierend Guayaquil binnen (1860); te Quito werd professor Gabriël García Moreno tot voorzitter van een voorlopig bestuur gekozen. Een Nationale Conventie, die in het begin van 1861 bijeenkwam, koos Moreno eenstemmig tot voorzitter, terwijl Flores gouverneur van Guayaquil werd. Een tijdperk van rust brak aan en de onenigheden met de naburige republieken werden uit de weg geruimd. De nieuwe president, die het algemene vertrouwen bezat, verbeterde de wegen en havens en bevorderde de immigratie uit Europa. In 1865 legde Moreno zijn waardigheid neder, maar in 1869 plaatste hij zich als dictator aan het hoofd van de staat. Nadat hij een opstand te Guayaquil beteugeld had, riep hij een Nationale Conventie bijeen en in 1870 werd hem weer het presidentschap opgedragen.

Vooral in deze periode steunde hij op de clericale partij; hij begunstigde de Jezuïeten en poogde Ecuador te herscheppen in een theocratische staat. Men bepaalde dan ook, dat het openbaar maken en verspreiden van voorwerpen, die de leerstellingen en de zedeleer der Kerk kwetsten, nl. van boeken en dagbladen, die door de Jezuïeten werden afgekeurd, gestreng zou worden gestraft. Verder besloot het Congres, dat jaarlijks 10 pct der staatsinkomsten aan de paus zou worden uitbetaald als een bijdrage van het getrouwe volk. Moreno viel echter 6 Aug. 1875 door de hand van een moordenaar, en de heerschappij van de Jezuieten nam een einde, maar ook de tijd van betrekkelijke rust. Weer streden de conservatief-clericalen met de liberalen en radicalen om de macht; talloze opstanden kwamen voor, ook vaak veroorzaakt door alleen-persoonlijke onenigheden. In 1897 werd de leider der radicalen, generaal Eloy Alfaro, tot president gekozen, en ook deze heeft betrekkelijk lang geregeerd, van 1897-1901 en van 1907-1911. Zijn bewind was juist het tegengestelde van dat van Moreno: thans heersten de anticlericalen, die het denkbeeld van de scheiding van Kerk en Staat geheel doorvoerden, het burgerlijk huwelijk instelden en alle niet-Katholieke godsdiensten dezelfde vrijheid gaven; de bezittingen van de Katholieke kerk werden zelfs geconfisqueerd.

Het bestuur van zijn opvolger, president Leónidas Plaza, die in 1912 gekozen werd, werd voorafgegaan door een bloedige burgeroorlog: Alfaro en Plaza stonden tegenover elkaar, met de generaals Andrada en Montero. De strijd eindigde met de overwinning van Plaza, waarna de oude Eloy Alfaro en vele anderen door het woedende volk werden vermoord. Men spreekt van 2000 gesneuvelden. Plaza trachtte het liberale bestuur van Alfaro voort te zetten, maar de uitbrekende Wereldoorlog I bracht ook voor Ecuador economische moeilijkheden, o.a. een sterke daling van de cacao-prijs. In 1916 werd Alfredo Baquerizo Moreno gekozen, onder wie de twee belangrijkste gebeurtenissen zijn: het tractaat met Colombia (1920) over de grenzen en de ontdekking van de bacterie van de Amarilla-koorts, die ontzettend veel slachtoffers eiste.

Zijn opvolger José Luis Tamayo (1920-1924) maakte de overeenkomst met Colombia definitief en sloot bovendien ook een tractaat (Juni 1924) met Peru over de grenzen, waarbij bepaald werd, dat in geval van conflict de V.S. als scheidsrechter zouden ingeroepen worden. Zijn meer conservatief bewind leidde reeds in 1922 tot arbeidersonlusten, vooral veroorzaakt door de economische malaise (inflatie): een havenstaking in Guayaquil werd tot een algemene staking; bloedige onderdrukking volgde. Het gevolg was, dat de liberale candidaat het in 1924 won: dr Gonzalo de Córdoba. Maar hij regeerde slechts een jaar, want in Juli 1925 maakte een militaire junta zich meester van het bestuur, Córdoba moest vluchten en de vroegere president Plaza werd verbannen. Deze revolutie vond vooral steun door de algemene tegenzin tegen de banken, aan wier speculatieve manipulaties de inflatie geweten werd. Het revolutionnaire bestuur trad krachtig op, o.a. door het benoemen van een Noordamerikaanse commissie voor de financiën (1927). Deze stelde belangrijke hervormingen voor, die snel ten uitvoer werden gebracht: een centrale bankinstelling van staatswege, regeling van de staatsfinanciën en een (Zweeds) syndicaat, dat het monopolie van de phosphorproductie en -verkoop kreeg. Vervolgens werd een Nationale Vergadering te Quito bijeengeroepen (1928), die in 1929 een nieuwe grondwet samenstelde en doordreef: de president werd niet herkiesbaar en de Senaat kreeg een functioneel-corporatieve samenstelling.

Dr Isidro Ayora werd president en de normale politieke verhoudingen werden hersteld. Zijn bewind heeft veel gedaan voor openbare werken, scholenbouw en musea; in 1931 trad hij af. In 1932 werd de grondwet in radicale richting herzien en werd o.a. vrouwenkiesrecht ingevoerd. Niettegenstaande een aantal opstanden kon het regime zich tot 1935 handhaven. In dat jaar kwam een militaire junta aan de macht, die Federico Paez (1935-’37) als dictator met onbeperkte macht bekleedde. Deze werd als zodanig opgevolgd door zijn minister van Oorlog, generaal Alberto Enriquez (1937-’38). Door een revolutie kwam daarna president dr Aurelio Mosquera Narvaez (1938-’39) aan het bewind. Onder de liberale dr Carlos Alberto Arroyo del Rio (1940-’44) brak een oorlog uit tussen Ecuador en Peru: laatstgenoemd land viel de provincie El Oro binnen, doch reeds 10 Juli 1941 werd het geschil aan arbitrage van Argentinië, Brazilië en de V.S. onderworpen; op 29 Jan. 1942 kwam het protocol van Rio de Janeiro tot stand, waarbij Ecuador een groot stuk wildernis in het Amazonegebied aan Peru afstond. Onder president dr José Maria Velasos Ibarra (1944-’47), een socialist, kwam 6 Mrt 1945 de thans geldende constitutie tot stand (herzien in 1947), waarbij o.a. bepaald werd dat de president voor 4 jaar door de bevolking zou worden benoemd en herkiesbaar zou zijn. Ibarra moest echter in 1947 aftreden omdat hij de steun van het leger verloor.

Op 2 Sept. 1948 vonden de eerste vrije verkiezingen in de geschiedenis van Ecuador plaats, die tot de aanstelling van Galo Plaza Lasso als president leidden. Deze beloofde aan zijn volk volledige politieke vrijheid. Op 5 Aug. 1949 teisterde een hevige aardbeving de stad Ambato en omgeving. Van 1941-’46 hebben de V.S. de Galápagos-eilanden en van 1942-’46 het schiereiland Santa Elena voor militaire doeleinden bezet gehouden.

Lit.: G. Suárez, Historia del Ecuador (2de dr., Quito 1931-’32); C. Reginald Enock, Ecuador, its ancient and modern history (London 1914); M. H. Saville, The antiquities of Manabi (New York 1907); M. Uhli, Excavaciones arqueológicas en la región de Cumbaya (Anales de la Universidad central del Ecuador XXXVII, 1926); O. E. Reyes, Historia del Ecuador (Quito 1937-’38).

Letterkunde.

In de Spaans-Amerikaanse letterkunde neemt Ecuador geen eerste plaats in. De betrekkelijke afgelegenheid van het gebied, de ongelofelijk moeilijke verbindingen tussen de weinige cultuurcentra, de relatief geringe immigratie uit Europa, zijn alle oorzaken van de culturele achterstand.

Al werd hij in Guayaquil geboren, toch is het moeilijk José Joaquin de Olmedo (1780-1847) als Ecuatoriaan te beschouwen. De dichter van La victoria de Junin (1826) behoort evenals zijn grote vriend Bolívar tot geheel Spaans Amerika. Ook deze klassiek-Amerikaanse dichter was sterk door Europa en zelfs door de Latijnse literatuur beïnvloed. Het is niet twijfelachtig, dat hij de aspiratie had, met zijn oden een Spaans-Amerikaanse Horatius te worden.

In de 19de eeuw zijn de belangrijkste figuren de clericale dictator Gabriel García Moreno die zijn beginselen met een welversneden pen heeft weten uit te dragen en zijn niet minder gelovige maar democratische tegenstander Juan Montalvo, vermaard, behalve om het filosofisch-literair Los Siete Tratados, om zijn twee werken van politieke critiek op het bewind van Moreno: El Cosmopolita en El Espectador. Bij hem, die de laatste jaren van zijn leven in Europa sleet, is duidelijk een Europese invloed op zijn werk bemerkbaar. En niet minder valt deze op te merken bij de toch zeer nationalistische dichter-filosoof Numa Pompilio Llona (1832-1907). Het diepst gaat hij in La Odisea del alma (1864), waarin een pessimistisch levensgevoel overheerst. Een tragische gestalte in het 19de-eeuwse clericaal bestuurde land was de dichteres Dolores Veintemilla de Galindo, die voor de emancipatie der vrouw gestreden heeft, maar ziende dat ze zich te pletter liep tegen insinuerende vijanden een einde aan haar leven maakte. In het laatste deel van de 19de eeuw heeft Ecuador een talentvol dichter bezeten in Juan León Mera (1832-1899), het meest bekend geworden door zijn in verzen geschreven legende La Virgen del sol (1861), die onder de oude Inca’s speelt. Voorts is hij bekend geworden door een schets voor een literatuurgeschiedenis van zijn land en door zijn roman Cumandá (1879), die, hoewel wat onwaarschijnlijk van intrige, uitstekend de sfeer der oerwouden en van de daarin levende Indianen weet te schilderen.

Onder de literatoren van onze eeuw neemt de criticus Alejandro Andrade Coello, stichter van La Revista National, een eerste plaats in. Europees georiënteerd is Ecuadors belangrijke dichter van het ogenblik Jorge Carrera Andrade (Quito 1903), die in consulaire dienst staat. Zijn voor een selecte minderheid geschreven gedichten tonen invloed van Góngora en Fr. Jammes.

Van de nog jongere generatie treedt op de voorgrond Alejandro Carrión (1915), de voornaamste van de groep, die zich heeft aangediend met de naam Elan. Als novellist heeft, ook door vertaling in het Engels, Frans en Portugees, José de la Cuadra (1903-1941) naam gemaakt. Als weinigen kende hij de psyche van de Indiaanse landbevolking. Zijn vertellingen zijn vooral voor de folklorist van groot belang.

PROF. MR DR J. A. VAN PRAAG

Lit.: An outline history of Spanish American literature, ed. E. H. Hespelt (New York 1942); A. Torres-Rioseco, The epic of Latin American literature (New York 1942); P. Henriquez-Ureña, Literary currents in Hispanic America (Cambridge, Mass. 1946); Angel F. Rojas, La Novela ecuatoriana (Méjico 1948); A. Coester, Historia literaria de la América Española (Madrid 1929); L. A. Sánchez, Nueva Historia de la literatura americana (Buenos Aires 1943).

Nederland - Ecuador.

Nederland onderhoudt met Ecuador diplomatieke en consulaire betrekkingen. De Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger bij de regering van Ecuador heeft de rang van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister. In die rang is hij tevens geaccrediteerd bij de regering van Colombia. Zijn standplaats is Bogotá, de hoofdstad van dit land. Nederland heeft consulaten te Guayaquil en te Quito. Ecuador heeft geen diplomatieke vertegenwoordiger bij het Nederlandse Hof. Diplomatieke aangelegenheden worden bij de Nederlandse regering behartigd door het consulaat van Ecuador te Amsterdam. Voorts heeft het een consulaat te Rotterdam en een vice-consulaat te Willemstad op Curaçao.

< >