doorgaans naar de Hongaarse volgorde van namen Bethlen Gabor genaamd, vorst van Zevenburgen en tijdelijk koning van Hongarije (Ilyé 1580 - Weissenburg 15 Nov. 1629), stamde af van een adellijke Hongaarse familie, vluchtte voor de tiranniek regerende vorst van Zevenburgen Gabriel Bathory naar Turks gebied, kreeg de steun van de Porte en werd op 25 Oct. 1613 na de vermoording van zijn voorganger tot vorst van Zevenburgen, onder suzereiniteit van de Porte, gekozen. Keizer Matthias moest hem als zodanig erkennen.
Toen tegen deze keizer in 1618 de opstand in Bohemen was uitgebroken, die het begin werd van de Dertigjarige oorlog (1618-1648), verzochten de Boheemse Stenden Bethlen Gabor om steun, die deze als vurig Calvinist ook verleende, temeer omdat hij hoopte koning van Hongarije te worden. In het najaar van 1619 veroverde hij de Hongaarse stad Presburg en bedreigde, samen met het Boheemse leger van graaf Thurn, Wenen. De stad kon niet genomen worden, maar wel werd Bethlen Gabor 20 Aug. 1620 door de Hongaarse Stenden tot koning uitgeroepen. Toen de Bohemers echter op de Witte Berg verslagen waren door het leger van de nieuwe keizer Ferdinand II (8 Nov. 1620), en deze ook verder tegen de Duitse protestanten successen behaalde, sloot Bethlen Gabor met hem de vrede van Nikolsburg (31 Dec. 1621), waarbij hij van de Hongaarse kroon afzag, doch zijn bezit in Oost-Hongarije behield. Nog enkele malen deed Bethlen Gabor aan de strijd tegen de keizer mee: in 1623 en opnieuw in 1626. Hij was toen in tweede huwelijk getrouwd met Catharina, dochter van de Brandenburgse keurvorst Georg Wilhelm, en daardoor ook zwager geworden van de Zweedse koning en voorvechter van het Protestantisme, Gustaaf Adolf.
Daar dezen echter aan de oorlog nog niet deel namen en de keizerlijke legers tegen Ghristiaan IV van Denemarken successen behaalden, sloot Bethlen Gabor nog op het eind van 1626 weer vrede met de keizer. Toen hij op het punt stond de wapens weer op te nemen, stierf hij (1629). Hij is de stichter van de Calvinistische Bethlen-Universiteit te Weissenburg. Na zijn dood werd zijn vrouw Catharina vorstin en zijn broeder Stefanus gubernator, maar moeilijkheden onderling en met de Stenden leidden er toe dat in 1630 George Rakóczi vorst van Zevenburgen werd. PROF. DR TH.
J. G. LOCHERLit.: A. Gindely, Acta et documenta historiam Gabrielis Bethleni illustrantia (Budapest 1890); M. Depner, Das Fürstentum Siebenbürgen im Kampf gegen Habsburg (1938).