Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

FUTURISME

betekenis & definitie

(van Ital.: futuro, toekomst), „naar de toekomst” wijzende richting in de moderne kunst, welke van Italië uitging. De naam „Futurisme” vond ingang met het eerste manifest, dat de ideoloog van deze beweging, de Italiaanse dichter-pamflettist F.

T. Marinetti publiceerde in de „Figaro” van 20 Febr. 1909. Het Futurisme als stroming in de moderne schilderkunst was vooral een felle reactie tegen het academisme, tegen de tyrannie der professoren, die de klassieke traditie verdedigden. In Italië was uiteraard de traditie zo machtig en invloedrijk, dat zij de schilders, die naar een eigen manier van zich uiten zochten, een loden last toescheen.

Daardoor kon het verzet tegen alles wat die traditie belichaamde zo’n heftige vorm aannemen. Er is een vérstrekkende overeenkomst tussen het Futurisme en het Cubisme, zoals Picasso dit toepaste. De laatste verwerkte de al-zijdige indrukken van zijn onderwerp, waar hij als het ware in gedachten omheen gelopen was, tot een tectonisch gesloten geheel. De verschillende aspecten van het onderwerp werden daartoe ontvouwen en neergeslagen in het platte vlak.

Het schilderij werd zodoende een keur van aspecten, een bloemlezing uit voor-, zij- en achteraanzicht, zelfs uit door- en inzicht. De Futuristen verabsoluteerden die phase in Picasso’s ontwikkelingsgang tot leerstelling. Zij deden het vaste oogpunt in de ban en braken zo met de leer van het perspectief, zoals die sinds de Renaissance in zwang was. In de plaats daarvan kozen zij het „motorisch oogpunt”, dat de schilder in staat stelde, de continuïteit der bewegingsmomenten in beeld te brengen.

Zij wensten zich er niet toe te bepalen, van de voortdurende wisseling: het „dynamisme universel”, dat zich als werkelijkheid aan ons voordoet, maar één moment vast te houden. Zij wilden daarentegen de dynamische sensatie zélf vastleggen; wanneer zij een dravend paard schilderden, gaven zij dat niet vier maar desnoods twintig poten. Zo werd de beweging als beweging vastgehouden. Dat, meenden de Futuristen, was de orde van de dag: geen rust, maar dynamiek, geen uitgewogen harmonie, maar tempo, snelheid.

De manifesten waarin zij hun kunst- en levensbeschouwing colporteerden waren gepopulariseerde brokstukken van Nietzsche’s en Bergson’s filosofie.Boven de antiquarische schoonheid van de steden der Oudheid en het idyllische landschap verkozen de Futuristen de actuele schoonheid van de machine en de fabriek. Zij proclameerden, dat in een race-auto meer schoonheid schuil ging dan in de Nike van Samothrake. Geheel in de lijn van die opvatting verkondigden zij, dat zij de aardbeving, die Italië zou verlossen van alles wat de Oudheid aan schoonheid had nagelaten, als een bondgenoot zouden begroeten.

Het Futurisme besloeg meer terrein dan alleen de schilderkunst. Naast de manifesten der schilders gaven ook de dichters en musici in revolutionnaire publicaties hun meningen te kennen. Zelfs de politiek werd in hun actie betrokken. De Futuristen waren fel nationalistisch en overtuigd van de noodzaak, zo spoedig mogelijk de oorlog aan Oostenrijk te verklaren.

Zij verachtten bovendien de liefde, die zij een romantische kwaal noemden, en haatten de vrouw. Zij verwierpen de democratie en zouden elke regering welkom heten, die het volk tot oorlog wilde aanvuren en de jeugd al op school zou harden. Aan het causale verband tussen de mentaliteit der Futuristen en die der latere fascisten (z fascisme) valt dan ook nauwelijks te twijfelen. Deze richting ontketende in de grote steden van Italië ware volksbewegingen.

Manifesten werden gericht aan Frankrijk en Spanje; zelfs tot Engeland drong de propaganda door.

De traditie bleek ten slotte toch zó sterk bepalend ook voor de Futuristen dat zij vrijwel zonder uitzondering terugkeerden tot een neo-classicisme, dat veel ontleende aan de eerst gehate kunst der musea. De bekendste figuren zijn C. Carra, G. Severini, U.

Boccioni, L. Russolo (schilders); F. T. Marinetti, Giovanni Papini (dichters) en Balilla Pratella (musicus).

Lit.: Boccioni, Pittura, Scultura futurista (Ed. Futuriste di „Poesia”, Milano 1914); F. T. Marinetti, Le Futurisme (Paris 1911); Idem, F. efascismo (Foligno 1924); F.

Flora, Dal romanticismo al f. (Piacenza 1921); A. Moretti, II futurismo (Firenze 1939); G. Lehrmann, De Marinetti k Maiakovski (diss. Freiburg, Zw. 1942).

< >