Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Frans van CAUWELAERT

betekenis & definitie

(Jan), Belgisch staatsman (O.L.V. Lombeek 10 Jan. 1880), bezocht het klein seminarie te Hoogstraten, waar hij het zwaar te verduren had wegens Vlaamsgezinde propaganda.

In 1899 ging hij naar de R.K. Universiteit te Leuven, verwierf er eerst de graad van candidaat in de geneeskunde en nadien, onder leiding van de latere kardinaal Mercier, wiens particuliere secretaris hij enige tijd was, het diploma van doctor in de Thomistische wijsbegeerte. Aan de Universiteit groeide hij tot de leider van de Vlaamse studentenbeweging. Na een jaar te München en te Leipzig bij Wundt te hebben gestudeerd, werd hij tot professor in de proefondervindelijke psychologie benoemd aan de Universiteit te Freiburg i.

Breisgau. In 1909 keerde hij naar België terug en ging andermaal te Leuven in de rechten studeren. Na het aftreden van Edward Coremans in 1910, werd hij diens opvolger op de Katholieke Kamerlijst te Antwerpen. Zijn bezielend redenaarstalent, de publicatie van zijn Verhandelingen en Voordrachten en zijn strijd om de vervlaamsing van de Universiteit te Gent hadden van de studentenleider de algemeen erkende aanvoerder gemaakt in de strijd voor het Vlaamse rechtsherstel.

Kort daarop stichtte hij, samen met dr Van de Perre en apotheker A. Hendrix het Katholiek Vlaams Secretariaat te Antwerpen. In hetzelfde jaar legde hij, samen met L. Franck en E.

Anseele, in de Kamer een wetsvoorstel ter tafel strekkende tot de volledige vervlaamsing der Universiteit te Gent en stichtte met dr A. van de Perre de Katholieke Vlaamse Kamergroep. In 1913 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Bij het uitbreken van Wereldoorlog I begaf hij zich naar Nederland en publiceerde er, samen met J. Hoste Jr, het weekblad Vrij België, dat zich tegen het activisme keerde.

In 1918 naar België teruggekeerd, vestigde hij zich als advocaat te Antwerpen en stichtte met een groep Katholieke Vlamingen het dagblad De Standaard, dat te Brussel werd uitgegeven, en later een dochterorgaan voor Antwerpen, de Morgenpost. In de Kamer laaide de Vlaamse strijd scherper op dan ooit tevoren en in Mei 1919 had de beruchte interpellatie plaats der drie Van’s: Van Cauwelaert, Van de Perre en Van de Vijvere. In 1919 legde hij een wetsvoorstel ter tafel op het taalgebruik aan de Universiteit te Gent.Het verviel ten gevolge van de Kamerontbinding in 1921 en werd andermaal ingediend einde 1921. In hetzelfde jaar werd hij tot gemeenteraadslid van Antwerpen verkozen en, niettegenstaande het ontslag der liberale regeringsleden, in Oct. tot burgemeester der Scheldestad benoemd (z Antwerpen, geschiedenis). Intussen stond hij in de Kamer op de bres ter verovering van de taalregeling in bestuurszaken, die in 1921 werd aangenomen. In 1923 kon de vervlaamsing der Universiteit te Gent gedeeltelijk worden doorgedreven, om in 1930 te worden voltooid.

In 1928 volgde de stemming ener taalregeling in het leger, die acht jaar later verbeterd zou worden. Door het samengaan van socialisten met liberalen werd hij, einde 1932, genoopt ontslag te nemen als burgemeester. In hetzelfde jaar was hij tot minister van Staat benoemd geworden. Tevens wijdde hij aandacht aan de vraagstukken der buitenlandse politiek.

Van 1925 tot 1929 vertegenwoordigde hij België als bijzonder afgevaardigde bij de Volkenbond. In de jaren 1930-1932 voerde hij officieuze besprekingen met dr Colijn over het afsluiten van een Belgisch-Nederlands verdrag.

In 1934 werd hij minister van Economische Zaken (10 Jan. -20 Nov.), minister van Posterijen, Telegraphie en Telephonie (10 Jan. - 12 Juni), daarna minister van Landbouw en Middenstand (12 Juni 1934 - 14 Jan. 1935), minister van Openbare Werken (20 Nov. 1934 - 14 Jan. 1935). Op 21 Apr. 1939 werd hij tot voorzitter van de Kamer der Volksvertegenwoordigers verkozen en, na de oorlog, in dit ambt bevestigd. Tijdens Wereldoorlog II begaf hij zich naar Engeland en werd door de regering te Londen belast met de opdracht, Zuid-Amerika te bereizen. Hij trad tevens op als verdediger van het goed recht der kleine naties in zijn brochure: Have the small nations a right to an independent life ?, en bepleitte sedert de bevrijding de vorming ener Atlantische Unie in talloze redevoeringen.

Sedert igig maakt hij deel uit van de Kon. Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde en, sedert 1938, van de Kon. Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, waarvan hij, bij haar stichting in dat jaar, de eerste voorzitter was.

DR M. CORDEMANS.

< >