Spaans prozaschrijver en dichter (Madrid 26 Sept. 1580 - Villanueva de los Infantes 8 Sept. 1645), kreeg zijn eerste opleiding bij de Jezuïeten in Madrid en studeerde van 1596-1600 aan de Universiteit van Alcalá de Henares, daarna, van 1601-1604, te Valladolid. In 1605 vestigde hij zich te Madrid.
In 1611 begaf hij zich naar Italië, als raadgever van zijn vriend, de hertog van Osuna, onderkoning van Napels. Zelfs was hij enkele jaren diens minister van Financiën. Meegesleept in de val van Osuna (1620), werd Quevedo verbannen. Een sterk wisselend politiek lot was hem sindsdien in Spanje beschoren, enige malen zelfs gevangenschap. Eerst na de val van de almachtige minister Olivares, in 1643, kwam hij weer op vrije voeten.Quevedo heeft een omvangrijk œuvre nagelaten, dat een zeer bont geheel vormt. Het omvat heiligenlevens (o.a. Vida de San Pablo, 1643-1644), maar ook politieke geschriften, zoals het felle, tot koning Philips IV gerichte Política de Dios y gobiemo de Cristo (1626), het Memorial por el patronato de Santiago (1628) en het Primera Parte de la vida de Marco Bruto (1644), waarin hij Plutarchus’ tekst van uitvoerige politieke glossen voorziet. Overigens bleek Quevedo, die fel protesteerde tegen het „gongorisme”, zelf een onverbeterlijke „conceptista” te zijn (z conceptisme). Grote vermaardheid verwierf hij met zijn Historia de la vida del Buscón llamado don Pablos (1626), waarschijnlijk reeds in 1603 geschreven en vaak geciteerd als Vida del Buscón of El Gran Tacano. Zelden werd een boek met zoveel sarcasme en cynisme samengesteld als de Buscón, waarin de hoofdpersoon, de „picaro” Pablos, de lezer heel wat minder interesseert dan de rauwe beschrijving van zijn wederwaardigheden. De Suenos (uitg. 1627) zijn niet minder karakteristiek voor de misanthropische instelling van de auteur, die in deze boze dromen een sarcastische satire op de verwarring van zijn tijd levert.
In het lichte dichtgenre, de romances en de letrillas is Quevedo een meester. Sommige van zijn sonnetten zijn voortreffelijk. Hij wilde in alles excelleren, als dichter, wijsgeer, criticus, romanschrijver, theoloog en politicus. Ook schreef hij enkele „entremeses”, zoals Cómo ha de ser el Privado en Pedro Vázquez de Escamilla. Quevedo is groot als satiricus. Maar juist daardoor ziet hij slechts één zijde van de menselijke samenleving. Zijn misogynie kende geen grenzen.
PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Bibl. (teksten) : Obras complétas, ed. A. Fernández-Guerra y Orbe (m. aant. v. M. Menéndez y Pelayo), 3 dln (Sevilla 1897-1907); Obras complétas, ed. L.
Astrana Marín, 2 dln (Madrid 1932-34); Ned. vert. v. Vida del Buscón: De holbollige Buskon (Amsterdam 1642, ook: Vermaecklycke historie van den kluchtigen Buscon, Amsterdam 1642, en: Verhaal v. d. lotgevallen v. d. gelukzoeker don Pablo, 1920, herdr. 1926); van Sueños: Seven wonderlijcke ghesichten (Leeuwarden 1641, herhaald, herdr., ook Groote Spaansche droomer, Utrecht 1687); De volgeestige werken (Amsterdam 1699).
Lit.: E. Mérimée, Essai sur la vie et les œuvres de don Fr. de Q. (Paris 1886); R. Bouvier, Q., homme du diable, homme de Dieu (Paris 1929); J. A. v. Praag, Ensayo de una bibliografía neerlandesa de las obras de Don F. de Q., in: Hisp. Review (1939); L.
Astrana Marín, La vida turbulenta de Q. (1945); A. González Palencia, Del Lazarillo a Q. (1946); C. Campoamor, Vida y obra de Q. (1949).