Italiaans (Toscaans) eind 13de- begin i4de-eeuws dichter, omtrent wiens leven men niets weet — wellicht is hij identiek met de „Folgóre olim Michaelis” wie in 1305-’06 te Siena militair pensioen werd uitgekeerd—, heeft voor de „jeunesse dorée” van deze stad een reeks van 14 fraaie sonnetten geschreven, één voor elke maand van het jaar, alsmede een ter inleiding en een tot slot, waarin hij de „brigata spendereccia” (losbollenclub) van de stad een leven toewenst en voorschildert van vermaken aangepast aan de verschillende seizoenen: dansen, spelen, jacht, tournooi, liefden, rijke maaltijden enz. Anders dan bij de meeste dichters in dit genre uit zijn tijd, is hier een levendige, kleurige fantasie van echte poëtische kracht aan het woord.
De reeks werd door de volkszanger Cene „met de gitaar”, uit Arezzo, beantwoord met een andere sonnettenkrans, grove parodie op die van Folgóre, waarin hij de pleziergrage jongelui allerhand triests toewenst. In een andere, eveneens sterk epicureïsche krans van sonnetten geeft Folgóre een rijk Florentijns jonkman adviezen voor ridderlijke vermaken voor elke dag van de week. Bovendien liet hij ernstige, moraliserende sonnetten na, waarin hij in de strijd der Toscaanse facties in 1315-’17 zowel Ghibellijnen als Welfen hevig geselt.MR H. VAN DEN BERGH
Bibl., lit.: G. Navone, Le rime di F. da S. G., ecc. (Bologna 1880); Bartoli, Storia d. lett. II, 258; G. A. Mastella, Intorno a quel Nicoló a cui F. da S. G. dedicó i Sonetti dei Mesi (Venezia 1893); Gius. Errico, F. da S. G. e la brigata spendereccia. Beste tekst: O. Bacci, Un nuovo testo dei sonetti dei mesi di F. da S. G., in Giom. stor. d. lett. ital. XXVIII, 444; waarop weder gebaseerd: A. F. Massera, I sonetti di Folgóre, di C. Angiolieri e di P. Tedaldi, in verzam.: Sonetti burleschi e realistici dei primi due secoli (Bari 1920). Vgl. ook C. Cappuccio, F. da S. G. e Cene dalla Chitarra (Siracusa 1924).