(Lat.: trouw, vertrouwen) komt als rechtsterm in het Romeinse recht in vele verbindingen en in verschillende betekenissen voor; dikwijls in de verbindingen bona fides en mala fides, goede en kwade trouw. Mala fides is oneerlijkheid, kwade, onbehoorlijke gezindheid, bona fides is eerlijkheid, goede, behoorlijke gezindheid. In de betekenis van goed geloof, de overtuiging van de rechtmatigheid van zijn doen of zijn houden van een zaak speelt de bona fides of goede trouw een rol bij het bezit* en bij de verkrijging door verjaring*; als zgn. objectieve bona fides bij de bonae fidei iudicia d.i. die processen waarbij de rechter op grond van de woorden „ex fide bona” in de procesformule (aan het slot van de intentio incerta in ius concepta) de wederzijdse rechten en plichten van de partijen niet naar het strenge recht (ius civile) maar naar de maatstaf van de billijkheid te bepalen had.
Deze goede trouw bij de uitvoering van overeenkomsten wordt volgens het Romeinse recht slechts bij sommige, maar thans door art. 1374-1375 Ned. Burg. Wetb. bij de ten uitvoerlegging van alle overeenkomsten geëist. Het is bovenal bij de casuïstische uitwerking van wat in bijzondere gevallen en omstandigheden door de bona fides wordt verlangd, dat de klassieke Romeinse juristen hun meesterschap hebben getoond; terecht schreef de Zwitserse jurist Hans Reichel: „Hätten die Römer nichts weiter hinterlassen als das was sie über die kontraktliche bona fides gesagt haben, so blieben sie die Meister aller Meister.”PROF. MR H. R. HOETINK
Lit.: Fr. Pringsheim, Aequitas und Bona Fides in Conferenze per il XIV Centenario delle Pandette (1931), blz. 201-214; R. Heinze, Fides, in Hermes, dl 64 (1929); E. Fraenkel, Fides, in Rhein. Mus. f. Phil., dl 71 (1916); W. Kunkel, Die Fides als schöpferisches Element im röm. Schuldrecht in Festschr. f. P. Koschaker, dl II (1939); Jules Faure, Justa causa et bonne foi (Thèse Lausanne 1936) en hierbij J. C. van Oven, Tijdschr. v. Rechtsgesch. dl 16 (1939), blz. 434-456; Ghr. Zevenbergen, Aard en Werking der Goede trouw in het Rom. Verbintenissenrecht (2de dr., 1931).