(volledig: dies fasti van Lat. fas, d.i. hetgeen naar goddelijk recht of in ’t algemeen geoorloofd of behoorlijk is) waren van oudsher de dagen, waarop recht mocht worden gesproken, in tegenstelling tot de dies nefasti, waarop zulks verboden was. De lijst van alle dagen van het jaar, waarin de dies fasti en nefasti waren aangegeven, werd eveneens aangeduid met de naam fasti; de eerste van zulke lijsten is ca 300 v.
Chr. door de aedilis Cnaeus Flavius op het Romeinse forum opgesteld. Men kent nog overblijfsels van verscheidene van zulke, in steen gehouwen, fasti; men vindt ze beschreven en ten dele afgebeeld in de grote publicatie van de Pruisische Academie van Wetenschappen, het Corpus Inscriptionum Latinarum (dl I, 2de dr. 1893) Deze fasti geven, behalve de genoemde dagen F en N, ook nog door een C (comitiales) gekenmerkte dagen, waarop volksvergaderingen konden worden gehouden, benevens dagen NP en NF (meestal als monogram geschreven), welker betekenis nog steeds niet is vastgesteld. De meeste der hier bedoelde fasti vermelden ook feestdagen en nundinale letters en zijn derhalve volledige kalenders. Inderdaad noemt ook Ovidius zijn dichterlijke beschrijving van de Romeinse kalender Fasti (men bezit daarvan alleen de eerste 6 maanden). Het woord Fasti heeft ook de betekenis gekregen van jaarlijst; zo kent men de fasti consulares: naamlijsten van de hoogste magistraten van elk jaar met vermelding der voornaamste gebeurtenissen tijdens hun bewind voorgevallen en zodoende gewichtige bronnen voor de Romeinse historie, de fasti triumphales, die de namen vermelden van legeraanvoerders, die een triomph mochten vieren, waarbij dan de verslagen vijanden zijn vermeld en de fasti sacerdotales, priesterlijsten. Van de fasti consulares zijn die, welke (in hoofdzaak ten tijde van keizer Augustus) op het forum waren opgesteld, de Fasti Capitolini, de belangrijkste (z voorts onder kalender). DR W. E. VAN WIJK