door de Fransen Les Malouines en door de Spanjaarden Las Malvinas genaamd, vormen een archipel in het Z. deel van de Atlantische Oceaan, tussen 51° en 53o Z.Br. en tussen 57°-62° W.L.v.Gr. op 450 km uit de kust van Patagonië gelegen. Zij bestaan uit 2 grote eilanden, Oosten West-Falkland, door de Falklandsont gescheiden en 200 kleine.
De oppervlakte bedraagt 11 950 km2, het aantal bewoners (1947) 2273. Oost-Falkland (6682 km2) bestaat eigenlijk uit een reeks schiereilanden en wordt doorsneden door een kwartsietische keten (Wicham Heights), die zich in de Mt Usborne tot 900 m verheft; nog 2 andere ketens lopen daaraan evenwijdig. Op West-Falkland (5268 km2) bereiken de kwartsietische rotsen een hoogte van ca 750 m. De kleinere eilanden zijn meestal bergachtig en enkel aan de kust voor landbouw geschikt. Merkwaardig zijn de steenstromen in het binnenland. Rondom deze eilandengroep strekt zich een sargassobank (Sea-weed) uit. De twee grootste eilanden bezitten goede havens. Het klimaat is een echt zeeklimaat, met koele zomers en zachte winters. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt 6 gr.C., gedurende de warmste maand (Jan.) 9,6 gr.C., gedurende de koudste maand (Juli) 2,5 gr.C. Des winters zijn de bergen met sneeuw bedekt. Het is er stormachtig en regenachtig (ca 600 mm p.j.) en de heersende westenwinden zijn zó sterk, dat de boomgroei er nagenoeg niets betekent. De venen leveren brandstof, terwijl er ook wat steenkool gevonden wordt. Op de twee grote eilanden is het oorspronkelijke lange grove gras (tussock) geheel verdwenen en door kort fijn gras en klaver vervangen. Tarwe wordt zelden rijp; gerst, haver, aardappelen en Europese groenten gaan beter. Inheemse zoogdieren worden op de eilanden niet aangetroffen; de vogellijst vermeldt ruim 120 soorten, terwijl er 176 plantensoorten worden aangetroffen. Met uitzondering van spinnen en vliegen, zijn er bijna geen insecten en in het geheel geen kruipende dieren. Het zoete water bevat veel forellen en in de baaien vindt men een overvloed van zeevis. Walvis -en robbenvangst zijn belangrijk.Hoofdmiddel van bestaan is de schapenteelt; men telt er 618 605 schapen tegen 10 725 runderen en 2819 paarden. Een enkele maatschappij exploiteert bijna 1/3 van de oppervlakte en 1/3 van de schapenteelt, terwijl de grootste van de 23 overblijvende bedrijven eveneens door maatschappijen worden geëxploiteerd ten bate van de bezitters (meestal in Engeland verblijf houdende afstammelingen van de eerste kolonisten). Uitgevoerd worden wol, vachten, talk, huiden en traan, in 1947 resp. ter waarde van 238 550, 10 808, 5 775, 2013 en1i 949 492 pond sterling. De wol wordt voor het overgrote deel in Londen ter markt gebracht. Ingevoerd worden vooral levensmiddelen, brandstoffen, kleding, aardewerk en machinerieën.
De Falklandseilanden, een Britse kolonie, worden bestuurd door een gouverneur, bijgestaan door een uitvoerende en wetgevende raad. Het lager onderwijs (verplicht) wordt op scholen en door rondtrekkende leerkrachten gegeven. Onderling en met de vaste wal wordt door een stoomboot de verbinding onderhouden; er is een draadloos station.
De eilanden werden op 14 Aug. 1592 door de Engelse zeevaarder John Davis ontdekt en in 1598 door Sebald de Weert bezocht (op oudere kaarten treft men de naam Sebaldine-eilanden aan). De Engelsman, die de groep in 1690 bezocht, noemde de hierboven vermelde Sont naar Lord Falkland; van daar ging later de naam Falkland op alle eilanden over. De eerste volksplanting (Port Louis) werd er door de Fransen onder leiding van Bougainville in 1763 op de oostkust van Oost-Falkland gesticht. De Engelsen vestigden in 1766 de kolonie Port Egmont op de minder gunstig gelegen N.W. kust van West-Falkland. De Spanjaarden maakten aanspraak op het bezit van de gehele archipel. Engeland zorgde, dat het in 1771 erkend werd als de rechtmatige bezitter van Port Egmont. De Falklandseilanden werden na allerlei wederwaardigheden in 1833, ingevolge voormalige rechten, weder door de Engelsen bezet, doch eerst in 1840 besloot de Britse regering een nieuwe kolonisatie te beproeven. De exploitatie van het rundvee op Oost-Falkland werd in 1846 voor een periode van 6 jaar voor 60 000 pond sterling gegund aan Lafone, een koopman uit Buenos Aires. In 1852 werd dit recht toegekend aan de Falklandscompagnie, die medewerkte tot de bloei van de kolonie. In 1850 werd de zetel van het bestuur van Port Louis naar het aan een ruimere haven gelegen Port Stanley (1946: 1252 inw.), achter kaap Pembroke overgebracht.
Argentinië erkent de Engelse rechten op de archipel niet en dient daarom jaarlijks te Londen een protest in. Op 8 Dec. 1914 had bij deze eilanden een zeeslag plaats tussen een Engels (onder commando van vice-admiraal Sturde) en een Duits eskader (onder vice-admiraal von Spee), waarbij het Duitse smaldeel op de lichte kruiser „Dresden” na vernietigd werd. De Falklandseilanden zijn voor de Britten strategisch van belang; gedurende Wereldoorlog II was wederom Port Stanley een belangrijke marinebasis.
H. A. BOMER
Lit.: Annual Colonial Report (London); V. F. Boyson, The Falkland Islands (Oxford 1924); J. Goebel, The struggle for the Falkland Islands. A study in legal and diplomatic history (London 1927); J. M. Ellis, Falkland Islands (Stanley, Falkland Islands, 1933); A. Gómez Langenheim, La tercera invasión Inglesa (1934); P. Groussac, Las Islas Malvinas (1936); W. Davies, The grasslands of the Falkland Islands (London 1939); Annual report on the Falkland Islands and Dependencies (London).