of Uitvaartplechtigheden volgens Latijnse ritus in de Rooms Kath. Kerk.
In de streken, waar dit geoorloofd is, draagt men het lijk eerst naar de kerk. Zo mogelijk (in Nederland maar hoogst zelden meer) komt de priester het lijk in het sterfhuis afhalen, waar hij het met wijwater besprenkelt, terwijl hij het „De profundis” bidt. Onderweg naar de kerk zingt hij het „Miserere” en terwijl hij binnentreedt, het „Subvenite”. Het lijk wordt tussen brandende kaarsen in het midden van de kerk neergezet. Daarna beginnen het Officie en de Mis van de Overledenen of die Mis alleen. Onder de zang van het Offertorium gaan op sommige plaatsen (Limburg) alle aanwezigen zgn. ten offer: zij kussen een paxtafeltje en offeren (licht en) geld. Na de Mis en het gebed „Non intres” wordt het „Libera” aangeheven. Onder de triomfzang „In paradisum” wordt het lijk uitgedragen naar het kerkhof. Hier bidt de priester de gebeden van de begrafenis. Zo het kerkhof zelf niet gewijd is, wijdt hij eerst het open graf, daarna zegent hij nogmaals het lijk en eindigt met het „Benedictus” (lofzang van Zacharias, Luc. I, 68-79) en een gebed om Gods erbarming.