is het beroepsleger, dat Engeland naast zijn voor home-defence op eigen gebied bestemde formaties bezit om het eigen land tegen invallen van vreemde legers te verdedigen. Zij is als zodanig een stichting van de minister van Oorlog Haldane, die, toen men onder de regering van Edward VII ernstig met een Duitse inval, met gebruikmaking van de Belgisch-Franse kust als basis, begon rekening te houden, daarmee de drang naar een militieleger met verplichte dienst voorkwam.
Het destijds (na Algeciras, 1906) eerst in twee maanden te mobiliseren beroepsleger van 80 000 man zonder hoger verband en staven en zonder de nodige artillerie, verving hij in korte tijd door 6, twee aan twee tot legerkorpsen verenigde divisies en een cavaleriedivisie, alles georganiseerd geheel naar het model der grote continentale legers. Met dit leger, binnen enkele dagen marsvaardig te maken, zou men in staat zijn, zo nodig, in samenwerking met de Franse en Belgische krachten de Kanaalhavens te verdedigen.In Aug. 1914 reeds moest French* de proef op de som leveren: op 4 Aug. trad Engeland in de oorlog, op 9 d.a.v. werden de troepen aan de overzijde van het Kanaal ontscheept (z Wereldoorlog I).
In 1940 streed eveneens een Expeditionary Force aan geallieerde zijde in Frankrijk (z Wereldoorlog II). De resten van dit leger werden onder sterke Duitse druk na de ineenstorting van de Franse verdediging bij Duinkerken in allerlei geïmproviseerde troepentransportmiddelen naar Engeland verscheept.
Nederland kende zijn „Expeditionnaire Macht” in 1945 toen, teneinde een bijdrage te leveren voor de bevrijding van Ned.-Indië, met de Engelse regering werd overeengekomen een aantal beroepsmilitairen, oorlogsvrijwilligers en de lichtingen 1945 en 1946 in Engeland te doen opleiden tot twee divisies. Dit plan is ten gevolge van de capitulatie van Japan in 1945 slechts in zoverre uitgevoerd, dat de opleiding van het kader voor de eerste divisie geheel en voor de tweede divisie grotendeels in Engeland heeft plaats gehad.