(1) kanonneerboot nr 54, gebouwd in 1803. Afmetingen in Amsterdamse voeten, lang 86, breed 21, diepgang 10.
Bewapend met 7 stukken, bemanning 35 koppen. Het schip kwam in 1804 in dienst en maakte in 1805 deel uit van de Bataafse flottielje onder C. H. Verhuell bij de tocht naar Oostende en Ambleteuse. De Engelsen namen de kanonneerboot in 1809 te Vlissingen. In 1810 bevond de bodem zich te Texel en werd in 1814 voor sloop verkocht.(2), linieschip, in 1808 met de zusterschepen Tromp en De Ruyter gereed; behoorde tot de 20 linieschepen die Napoleon aan Holland beval te leveren. Afmetingen in Amsterdamse voeten, lang 195, breed 51, diepgang 22. Bewapend met 80 stukken, bemanning 320 koppen. Bevond zich in 1814 met de overige grote oorlogsschepen in het Nieuwediep onder admiraal C. H. Verhuell. Maakte deel uit van het eskader dat op 29 Oct. 1815 uit Nederland vertrok onder bevel van de schout-bij-nacht A. A. Buijskes tot het overnemen van het gebied in Azië, met de andere leden van de Commissie-Generaal: Elout en de toekomstige Gouverneur-Generaal baron Van der Capellen. De scheepsmacht die in zeer slechte toestand verkeerde, kwam slechts gedeeltelijk, waaronder de Evertsen, op 26 Apr. 1816 te Batavia aan. In 1817 voerde de Evertsen met het leger een strafexpeditie tegen het eiland Saparoea uit, waarbij de luitenant ter zee ’t Hooft zich onderscheidde. Begin 1819 aanvaardde het eskader de terugreis naar Nederland, doch geraakte uiteen. De Evertsen, onder bevel van kapitein ter zee Q. M. Verhuell sloeg door de zeegang zwaar lek, zodat alle hens, elkaar aflossend met 80 man, dag en nacht pompten. Het gelukte nog Diego Garcia te halen, waar het schip in zicht van het eiland verging. De daar liggende Amerikaanse brik Pickering voer uit op seinen van de Evertsen en redde 340 man. Aan boord bevonden zich Buijskes, Elout en Doeff.
(3), fregat met stoomvermogen. Op stapel te Vlissingen in 1854, tewaterlating 1857. Houten schip, waterverplaatsing 3300 ton, diepgang 68 dm. De oorspronkelijke bewapening bestond uit één zestigponder, 30 dertigponders, 12 granaatkanons van 20 cm, 8 getrokken granaatkanons van 16 cm, totaal 51 stukken. Machinevermogen 400 pk., de grootste vaart onder stoom bedroeg 8 mijl. Bemanning 500 koppen. In 1859 vlaggeschip van de schout-bij-nacht ’t Hooft, die met een eskader, waarop zich de prins van Oranje bevond, een reis naar de Middellandse Zee maakte. In 1893 is het fregat herdoopt in Neptunus; het heeft nog tot 1921 dienst gedaan als logementschip.
(4) pantserschip, in 1893 te Vlissingen gebouwd, tewaterlating 1894. Zusterschepen: Piet Hein en Kortenaer. Waterverplaatsing 3520 ton, lengte 86 m, breedte 14 m, diepgang 52 dm. Hoofdbewapening 3 achterlaadkanons van 21 cm; 3 torpedolanceerinrichtingen. Maximum vaart 14'. Bemanning 269 koppen. Vertegenwoordigde Nederland bij de Vlootrevue te Spithead in 1897 ter gelegenheid van het 60-jarig regeringsjubileum van Koningin Victoria en in 1898 te Lissabon bij het 4de-eeuwfeest van de ontdekking van de zeeweg naar Indië door Vasco da Gama. In datzelfde jaar was het schip te Amsterdam tijdens de inhuldiging van H. M. Koningin Wilhelmina. Afgevoerd uit de sterkte in 1913.
(5), torpedobootjager, gebouwd 1925-’27. Hoofdbewapening 4 kanons van 12 cm, 6 torpedokanons, vaart 34', bemanning 129 koppen. Verbleef afwisselend in Nederland en Indië. Deed tijdens de oorlog met Japan patrouillediensten met H.Ms. torpedobootjager Van Nes in Straat Soenda. Escorteerde o.m. een gesleept dok naar Tjilatjap; voorts o.a. het m.s. Marnix van St Aldegonde, het troepenschip Aquitania. Konvooieerde ook naar Soerabaia, Timor, Tandjong Priok. Nam deel aan verkenningen naar Japanse konvooien. Met de Japanse invasie op Java was de torpedobootjager door een samenloop van omstandigheden geheel op zichzelf aangewezen om door Straat Soenda te ontkomen. Dit is niet meer gelukt; reeds bij duisternis is het schip op 1 Mrt 1942 meermalen verkend en vervolgens door een overmacht aangevallen. H.Ms. Evertsen kreeg daarbij 7 treffers. Een ervan sloeg in het voorketelruim en een ander in het achterschip. Deze treffer vooral is het schip noodlottig geworden, doordat brand ontstond, die de bemanning niet meester kon worden terwijl ook de onderwaterzetinrichting van de munitiebergplaats onklaar was geraakt. Ten slotte is de jager op Seboekoe Besar aan de grond gezet. Enige tijd later explodeerde de achtermunitiebergplaats, waardoor het gehele achterschip werd weggeslagen.
(6) torpedobootjager, oorspronkelijk Britse H.M.S. Scourge, in 1942 gebouwd en in dienst gesteld. Waterverplaatsing 2500 ton, lang 110 m. Hoofdbewapening 4 kanons van 12 cm, 8 torpedokanons, antiluchtbatterij. Maximumvaart 31 mijl. Aantal koppen: 232. In 1945 van de Britse Marine overgenomen en op 1 Febr. 1946 als H.Ms. Evertsen in dienst gesteld. Vertrok kort daarna naar de Indische Archipel, nam er deel aan de landingsoperaties op Oost-Java en heeft in samenwerking met H.Ms. torpedobootjager Banckert een verrassende landing bij Tegal uitgevoerd, waardoor de stad voor vernieling is behoed.
KAPT. LUIT. T. ZEE MR S. A. L’HONORÉ NABER
Lit.: (I en II) Algemeen Rijksarchief, Genealogie schepen van oorlog 1654-1817, Asmus; W. M. Obreen, Staat van ’s Lands Zeemacht 1795-1810 (handschrift Rijksarchief); J. C. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter Zee (1939).