Heilige, bisschop van Orleans, volgens een anoniem biograaf, die hem waarschijnlijk niet heeft gekend, doch niet lang na het afsterven van de heilige schreef (AA SS., Februarii 8 dl III, blz. 217-219), van adellijke afkomst. Hij werd gedoopt door de H.
Ansbertus, bisschop van Autun (vermeld van 693-696), trad in het Benedictijnenklooster te Jumièges en werd aan Karel Martel gevraagd als herder van Orleans. Maar benijders verkregen van de vorst, na diens terugkeer van de tocht tegen de Saracenen (732), de verbanning van de bisschop, eerst naar Keulen, daarna naar St Truiden, waar hij werd toevertrouwd aan hertog Chrodobert of Robert van Haspengouw. Hij stierf 6 jaar later. In de Continuatio tertia gestorum abb. Trudon., pars 1a, lib. I, Scriptores, dl X, blz. 370, worden als oorzaken van de verbanning opgegeven: hij heeft niet willen toestemmen in het inpalmen door Karel Martel van het kerkelijk goed; hij heeft Orleans niet willen ontsluiten voor deze vorst, tegenstrever van Ragnifred, hofmeier van Neustrië (gest. 731). In 1169 ontdekten de monniken van St Truiden het stoffelijk overschot van de H. Eucherius samen met dat van de H. Trudo (Gesta abb. Trudon., continuatio secunda, lib. IV, C i et 2, ibid. C.X, blz. 352). Feestdag 20 Febr.