graaf, maarschalk en pair van Frankrijk (Damvilhers, dep. Meuse, 4 Apr. 1773 Parijs 17 Apr. 1852), maakte alle Revolutieen Napoleontische veldtochten mee en onderscheidde zich in het bijzonder bij de slagen van Bautzen en Ligny.
In 1822 en 1827 werd hij afgevaardigd naar de Kamer, waar hij tot de liberale oppositie behoorde. Na de omwenteling van 1830 aanvaardde hij de portefeuille van Oorlog en werd hij door Lodewijk Philips tot maarschalk en later tot pair benoemd. Weldra echter gaf hij de portefeuille over aan maarschalk Soult en werd in 1831 onder het ministerie-Perier bevelhebber van het Noorderleger, maakte als zodanig een einde aan de Tiendaagse Veldtocht van de Nederlanders in België, belegerde en veroverde in 1832 de citadel van Antwerpen, werd in 1834 gedurende korte tijd nogmaals minister van Oorlog, in 1835 grootkanselier der orde van het Legioen van Eer, in 1838 opperbevelhebber van de nationale garde in het Seine-departement.