Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Etienne baluze

betekenis & definitie

Frans geschiedschrijver (Tulle, dep. Corrèze 24 Dec. 1630 - Parijs 28 Juli 1718), studeerde eerst in het Jezuïetencollege van zijn geboortestad, dan van 1646 af wijsbegeerte en rechten te Toulouse.

Zijn neiging nochtans was tot kerkgeschiedenis en kerkrecht. Zonder ooit priester te worden, maar volgens een sedert de middeleeuwen bestaande gewoonte, had hij in het begin van zijn hogere studies de tonsuur ontvangen wat hem bevoegd maakte tot het bekleden van kerkelijke beneficiën, die hij dan ook opstapelde. Het verschijnen, in 1652, van zijn Anti-Frizonius bevestigde zijn roem. Van 1656 af vertoefde hij te Parijs. Hier trad hij eerst in dienst van Pierre de Marca, aartsbisschop van Toulouse (gest. 1662), wiens gevoelens tegen Rome en sympathie voor het gallicanisme hij overnam. Na het overlijden van zijn meester en het behalen van het baccalaureaat in het kerkelijke recht aan de Sorbonne (1665), werd hij in 1667 als privébibliothecaris door Colbert* aangesteld, voor wien hij vervolgens een kostbare verzameling boeken en handschriften bijeenbracht. In deze hoedanigheid en ook later, vervaardigde hij van onaankoopbare manuscripten zeer zorgvuldige afschriften, die nu te Parijs in de Bibliothèque Nationaleten; hij begon zijn studie in 1816 en werd in 1820 toegelaten tot het uitoefenen van de rechtspraktijk, waartoe hij o.a. drie jaar bij een notaris en een advocaat was werkzaam geweest. Zijn weigering, zich als advocaat te vestigen, bracht hem in botsing met zijn vader, die inmiddels Parijs weder verlaten had en hem slechts een zeer geringe toelage verleende. In deze jaren begon hij zijn weg te zoeken als auteur en schreef drama’s, die ongedrukt zijn gebleven, en, onder verschillende schuilnamen, o.a. Horace de Saint-Aubin, de eerste van die romans die als zijn jeugdwerken bekend staan en hier en daar niet zonder verdienste zijn, maar in geen enkel opzicht doen voorzien, welke plaats hij eenmaal zou innemen. Deze vorm van literaire productie zette hij voort, nadat hij in 1822 in het ouderlijk huis was teruggekeerd, maar staakte hem in 1825, volledig in beslag genomen door het ondernemen van het bedrijf van uitgever, boekdrukker en lettergieter, welke onderneming ten gevolge had, dat hij in zware schulden raakte, waarvan het hem nimmer gelukte zich te bevrijden. Aan de andere kant heeft deze periode een zeer gunstige invloed op zijn blik als schrijver gehad.

Toen hij in 1828 zijn bedrijf had zien ondergaan, wendde hij zich opnieuw tot de literatuur en in 1829 en 1830 verschenen de beide eerste werken die zijn roem vestigden, ni. Les Chouans en de verzameling satirische schetsen en opmerkingen Physiologie du mariage. Gedurende 21 jaren ontplooide hij nu een ongeëvenaarde werkzaamheid en schreef, behalve enige drama’s, waarvan alleen Mercadet, ou le faiseur (1851) zich handhaafde, die verzameling van romans, schetsen en verhalen, die hij van 1842 tot 1846 liet verschijnen, in 16 dln, onder de titel Comédie humaine — een titel, gekozen als tegenhanger tot Dante’s Divina Commedia — en verdeeld in Etudes de Mœurs, Etudes philosophiques en Etudes analytiques, waarvan weer de Etudes de mœurs zijn onderverdeeld in: Scènes de la vie privée, Scènes de la vie de province, Scènes de la vie parisienne, Scènes de la vie politique, Scènes de la vie militaire en Scènes de la vie de campagne. Al deze werken op te noemen, schijnt overbodig. In 1830 (volledig in 1831) verscheen o.a. La Peau de Chagrin, een van de machtigste van Balzac’s scheppingen, onovertroffen vooral als schildering van een opofferende liefde.

Tot de meest algemeen als zodanig erkende van zijn meesterwerken behoren Eugénie Grandet (1833), waarin de meesterlijke schildering van een boerse vrek te vinden is, Le Père Goriot, waarin een burgerpension in Parijs beschreven wordt en de vaderliefde, die tot vaderhartstocht verworden is, wordt getekend (1834), La cousine Bette (1846) en Le cousin Pons (1847). Daarnaast noemen wij het fijn gevoelde La Femme abandonnée (1832), La Duchesse de Langeais (1834), La Recherche de l’absolu (1834), dat hoog staat als filosofische conceptie en in uitbeelding, Illusions perdues (i837-’3g), dat veel uit Balzac’s eigen leven weerspiegelt en Mémoires de deux jeunes mariées (1842), waarin twee typen van vrouwen op onnavolgbare wijze zijn geschilderd. Buiten de Comédie humaine staan de in de geest en de taal van Rabelais geschreven Contes drolatiques (I832-’37). De schrijvers die invloed op Balzac hebben gehad, zijn vnl. Walter Scott (het duidelijkst in Les Chouans) en E. Th.

A. Hoffmann, deze vooral op La Peau de Chagrin, maar ook op Jésus-Christ en Flandre (1831), La Recherche de l’absolu en andere werken. Drie vrouwen hebben op zijn leven en werken grote invloed gehad: de veel oudere madame De Berny, die hem tot voorbeeld diende voor Mme De Mortsauf in LeLysdans la vallée (1835) ; de markiezin De Gastries, die hem een tijdlang haar gunst verleende, hem toen losliet en misschien in sommige der minder hoogstaande grote dames in zijn werken is terug te vinden, en de Poolse gravin Evelina Hanska, met wie hij sedert 1832 correspondeerde, en die hij enkele maanden vóór zijn dood huwde. Zijn brieven aan haar zijn uitgegeven onder de titel Lettres à l’Etrangère (1899 en 1906) .

Het is onmogelijk in een kort bestek een voorstelling te geven van Balzac’s betekenis. Reeds zijn veelzijdigheid belet dat. In het schilderen en analyseren van de hartstochten van de mens heeft hij zijns gelijke niet en een van de hoogste kwaliteiten van zijn werk ligt in de milieuschildering rondom zijn personen. Buitengewoon is ook zijn vermogen, op het nietigst gegeven een diep aangrijpend verhaal te bouwen; een sterk voorbeeld hiervan levert Le contrat de mariage (1835). Hij was gewoon, zijn werken zoveel mogelijk aan één stuk te schrijven, vaak met opoffering van maaltijden en nachtrust. In de drukproeven werden dan ingrijpende veranderingen aangebracht, waardoor niet zelden een kleine vertelling tot een uitvoerige roman uitdijde.

Deze herhaalde, kostbare wijzigingen waren mede oorzaak, dat zijn financiën, ondanks zijn succes, weinig verbeterden. Verstrooiing van zijn inspannende arbeid en zijn financiële beslommeringen zocht hij in zwerftochten door alle delen van Frankrijk, waarop hij weder de milieu’s voor volgende werken in zich opnam.

De uitgaven van zijn werken zijn talrijk. Een Edition définitive verscheen van 1869 tot 1876 in 24 dln. Balzac’s invloed op de letterkunde van de tweede helft der tgde eeuw is zeer groot. In het realisme van Flaubert*, in het naturalisme van Zola* en Guy de Maupassant* klinkt zijn stem nog door.

Bibl.: De standaard-uitgave is: Oeuvres complètes de H. de B., par M. Bouteron et H. Longnon, 39 vol. (Paris i927-’38); D. L. Milatchitch, Le théâtre de H. de B. (Paris 1930) ; Id., Le théâtre inédit de H. de B. (Paris 1930); W. S.

Hastings, Honoré de Balzac, Letters to his family, 1809-1850 (Princeton 1934); W. H. Royce, A Balzac Bibliography, 2 vol. (Chicago i929-’3o); Ch. Spoelbergh de Lovenjoul, Histoire des œuvres de H. de B. (3me éd., Paris 1888).

Lit.: Gautier, Portraits contemporains (1874); Taine, Nouveaux essais de crit. et d’histoire (1865) ; de Biré, H. de B. (1897) î Le Breton, B., l’homme et l’œuvre (1905); Brune tière, H. de B. (1906); E. Faguet, Balzac (1913); St. Zweig, Drei Meister (1919); E. R. Gurtius, B. (1923); A. Bellessort, B. et son œuvre (1925); Alain, Avec B. (1937); M.

Bardèche, Balzac romancier (1940); Ph. Bertault, Balzac et la religion (1942); A. Billy, Vie de B. (1944); Stefan Zweig, Balzac (Stockholm 1946).

< >