Oostenrijks componist (Wenen 23 Aug. 1900), studeerde bij Schreker te Wenen en Berlijn, begon met avantgardistische orkest- en kamermuziek, veranderde nogal eens abrupt van stijl: neobarok, neoclassicisme, jazz, neoromantiek en twaalftoontechniek in bonte opeenvolging. Hij was een tijdlang werkzaam aan Duitse theaters, schreef in die tijd zijn opera Jonny spielt auf, die bij de première te Wenen in 1927 veel opzien baarde en weldra Krenek’s naam over de wereld droeg.
In 1937 vestigde hij zich in Amerika, waar hij aan verschillende universiteiten doceerde. Als componist is hij buitengewoon vruchtbaar, hij bewoog zich op vrijwel ieder muzikaal gebied. Zijn werken zijn echter van zeer ongelijke waarde, variërend tussen actuele oppervlakkigheid en cerebraal constructivisme, maar steeds met een onmiskenbaar lyrische gloed.Bibl.: Kr. schreef opera’s, o.m.: Orpheus, Jonny spielt auf, Leben des Orest, Karl V, Tarquin en vier eenacters; een ballet; voor orkest o.m.: 5 symphonieën, 7 concerten; kamermuziek: 7 strijkkwartetten, vioolsonate, altsolosonate, violoncelsolosuite; 3 sonates, 2 suites en 2 variatiewerken voor piano, koorwerken en liederen, waaronder grote liederencycli, zoals: Reisebuch aus den oesterreichischen Alpen. Op theoretisch gebied schreef hij: Über neue Musik (1937); Music here and now (1939); Studies in Counter point (1940) en een autobiografie.
Lit.: K. H. Wörner, Musik der Gegenwart (1949); R. Erikson, Krenek’s Later Music, Music Review 1948 (Cambridge).