(d.i. Salamis op Cyprus), Heilige, kerkvader, de „hamer der ketters” in de Oude Kerk (Besandûk in Judea ca 315-12 Mei 403), stamde uit Christelijke ouders en werd zeer jeugdig monnik.
Omstreeks zijn 20ste jaar teruggekeerd uit Egypte, stichtte hij in zijn geboortestreek een klooster en was er 30 jaar lang archimandriet. Hier legde hij zich bijzonder toe op gebed en studie, vooral de studie der talen. Hij kende er vijf, wat als een grote uitzondering in de Oudheid mag gelden. In 367 werd hij bisschop van Constantia. Hij stond hoog in aanzien om zijn heilige levenswandel en waakte met veel zorg over de orthodoxie zijner onderhorigen. Met grote ijver, soms wat overijld, bestreed hij de ketterijen van Apollinaris en vooral van Origenes. Hij was tevens gekant tegen de beeldenverering. Als schrijver mist hij oorspronkelijkheid, zin voor logische uitbouw en voor historische critiek; als getuige voor de theologische stromingen van zijn tijd is hij van des te groter betekenis.DR V. MOREL O.CAP.
Bibl.: (voornaamste werken): Ancoratus (= de vastgeankerde in het geloof), compendium van de geloofsleer waarin twee geloofssymbolums voorkomen; Panarion (= medicijnkastje, voor diegenen die door ketterse slangen gebeten zijn), ook Adversus haereses genoemd, dat als zijn levenswerk doorgaat. Andere geschriften: Over maten en gewichten (kleine bijbelse „realencyclopedie”); Over de twaalf edelstenen in de borstlap van de hogepriester; twee Brieven. Onecht zijn: Preken over kerkelijke feesten; Homilieën; Verhalen over de profeten, de apostelen en de 72 leerlingen; een commentaar op het Hooglied. Uitgaven: K. Holl, Epiphanius. Ancoratus und Panarion (3 dln in Die griech. christl. Schriftsteller, t. 25, 31 en 37, Berlin 1915-1933); J- E. Dean, Epiphanius’ Treatise on weights and measures. The Syriac version (Chicago 1935); De 12 gemmis in Corpus Script. Eccles. Latino- rum, 35 (Wien 1895) en ed. R. P. Blake-De Vis (1935); Patrologia Graeca, 41-43; Griekse uitg. ook door W. Dindorf (5 dln, Leipzig 1859-1862); Der Festgeankerte, übers. von J. Hörmann (1919).
Lit: Bardenhewer, Gesch. der altkirchl. Lit., III, 293-302 en 673 (Freiburg 1912); K. Holl, Die Schriften des E. gegen die Bilderverehrung (1916); F. Gavallera, Saint Jérôme, I (Louvain 1922); M. Villain, La querelle autour d’Origène. Saint Epiphane et l’Inquisition à Jérusalem, in Recherches de Science rélig., t. 27 (1937), 5-37.