zijn tegen het eind van de 16de eeuw, toen het toneel in Engeland een bloeitijd beleefde, naar de Nederlanden en naar Duitsland gekomen; in onze grote steden en aan de vorstenhoven van Dresden, Kassei, Brunswijk e.a. hebben zij de toneelstukken van Shakespeare en zijn tijdgenoten opgevoerd. Daar de Engelse taal op het vasteland niet verstaan werd, moesten zij hun publiek door natuurlijk spel en sterke mimiek boeien, wat zeer wel mogelijk bleek.
Voor het Duitse toneel van de 17de eeuw zijn de Engelse Komedianten van grote betekenis geweest.ENGELSE OORLOGEN
waren de vier zee-oorlogen, die de Republiek der Verenigde Nederlanden tegen Engeland heeft gevoerd.
De EERSTE ENGELSE OORLOG (29 Mei 1652 - 15 Apr. 1654) had zijn oorzaak in aloude Engels-Nederlandse tegenstellingen op commercieel en maritiem gebied. De Republiek van Cromwell, in oorlog met de door Frankrijk gesteunde aanhangers van Karel II, maakte, op grond van het beginsel der „gesloten zee” (mare clausum), aanspraak op het recht tot visiteren van alle Nederlandse koopvaarders, het vlaggesaluut aan elk Engels oorlogsschip in de — willekeurig begrensde — „Britse zeeën” en de heffing van een visserijbelasting. De Nederlanders daarentegen stelden zich, ter wille van een ongestoorde neutrale handel, op het standpunt van de „vrije zee” (mare liberum) : zij wilden dus het visitatierecht beperken tot het onderzoek der scheepspapieren, het begrip oorlogscontrabande duidelijk omschreven zien en het vlaggesaluut slechts brengen als vrijwillig beleefdheidsbetoon aan een sterkere Britse scheepsmacht. De toestand werd dreigender door de uitvaardiging der tegen de Nederlandse vrachtvaart gerichte Acte van Navigatie (Oct. 1651) en ten slotte deed de ontmoeting bij Dover tussen de schepen van Maarten Harpertsz. Tromp en die van Robert Blake, waarbij de laatste het eerst de volle laag loste (29 Mei 1652), de oorlog in feite uitbreken. De voornaamste krijgsverrichtingen in dit jaar waren de overwinning van de vice-commandeur De Ruyter op Sir George Ayscue bij Plymouth (26 Aug.), de nederlaag van Witte Cornelisz. de With tegen Blake voor de Theemsmond (8-9 Oct.) en Tromp’s overwinning op Blake bij Dungeness (10 Dec.). In 1653 leed de Nederlandse vloot onder Tromp een eervolle nederlaag in de Driedaagse zeeslag (28 Febr.-2 Mrt) en bij N ieu wpoort (12-13 Juni),zodat de Engelsen de kust der Republiek konden blokkeren, doch door de slag bij Wijk aan Zee (8 Aug. ) en die bij Terheiden (10 Aug.), waarin Tromp sneuvelde, werd de blokkade verbroken. Uit de Middellandse Zee moest de Engelse oorlogsvloot zich terugtrekken na de nederlaag tegen het eskader van Jan van Galen bij Livorno (14 Mrt 1653). Bij de vrede van Westminster erkende de Republiek de Engelse zeeheerschappij niet, doch de onduidelijke redactie van het artikel betreffende het vlaggesaluut liet de weg vrij voor nieuwe moeilijkheden.
De TWEEDE ENGELSE OORLOG (4 Mrt 1665 - 31 Juli 1667) werd veroorzaakt door de Britse ontevredenheid over de nog steeds ongebroken Nederlandse handelsconcurrentie in Europa, in Oost-Indië en vooral op de Westkust van Afrika, die wegens de slavenhandel van groot belang was voor Engelands plannen betreffende Amerika. Bij de vele hieruit ontstane geschillen voegden zich die tussen koning Karel II en de Statenpartij in de Republiek over de positie van de jonge prins Willem III. Het voorspel van de oorlog (1664) bestond uit de verovering door Sir Robert Holmes van het Nederlandse hoofdkantoor op Goree (Febr.) en van verschillende punten op de Guinese kust, zoals Cabo Cors, de bezetting van Nieuw-Nederland door Richard Nichols (Sept.) en de aanval van Sir Thomas Allin op de Nederlandse Smyrnavloot onder Pieter van Brakel (29 Dec.). De belangrijkste feiten uit de tweejarige strijd, waaraan de naam Johan de Witt als vlootorganisator onverbrekelijk verbonden is, zijn de volgende: Op 13 Juni 1665 werd de vloot van Jacob van Wassenaer-Obdam, die zelf met zijn schip in de lucht vloog, door de Engelsen onder de hertog van York bij Lowestoft verslagen. Op 11 Aug. d.a.v. werd De Ruyter, die een jaar tevoren ter herovering van het verlorene naar de West was gezonden en nu — slechts ten dele geslaagd — was teruggekeerd, tot opperbevelhebber benoemd. Met hem maakte De Witt kort daarop zijn eerste zeetocht, tijdens welke de Oostindische retourvloot, op 12 Aug. door Pieter de Bitter tegen de Engelsen verdedigd, uit Bergen werd afgehaald en lodingen in de Theemsmond werden verricht. Tegen het einde van 1665 richtte het gewest Holland een vast corps mariniers op, onder bevel van Willem Joseph baron van Ghent. Het jaar 1666 bracht de Vierdaagse Zeeslag (11-14 Juni), waarin De Ruyter’s meesterlijke tactiek de Engelsen onder George Monk, hertog van Albemarle, zware verliezen deed lijden, en de minder voorspoedige Tweedaagse Zeeslag (4-5 Aug.), die tot een ernstige verwijdering tussen De Ruyter en Cornelis Tromp aanleiding gaf; het bracht tevens de grote brand van Londen (12-16 Sept.), maar niet de beslissende slag, die Johan de Witt, in Sept. opnieuw uitgevaren, de vijand, liefst in samenwerking met de vloot van de bondgenoot, Frankrijk, had willen toebrengen. In 1667 echter werd die slag zonder bondgenootschappelijke hulp toegebracht door de beroemde tocht naar Chatham (19-24 Junil, en bij de kort daarna gesloten vrede van Breda nam Engeland de opvatting der Staten aangaande het begrip contrabande en het visitatierecht vrijwel geheel over. De Acte van Navigatie — in 1660 hernieuwd — werd in zekere zin verzacht, doch de bepaling van 1654 omtrent het vlaggesaluut bleef ongewijzigd. In de Oost behield de Republiek Poeloe Run en in de West het door Abraham Grijnssen veroverde Suriname, waartegenover Engeland Nieuw-Nederland, een door Zweden betwist gebied aan de Delaware en Gabo Cors toegewezen kreeg. Hiermede waren voor de Britse commerciële en koloniale expansie de voorwaarden geschapen.
De DERDE ENGELSE OORLOG (26 Mrt 1672 - 19 Febr. 1674), samenvallende met de eerste jaren van de Eerste Franse Zee-Oorlog (1672-1678), was dan ook niet het gevolg van handelsnaijver, maar van de persoonlijke politiek van koning Karel II, die in 1670 bij het geheim verdrag van Dover zijn hulp aan Lodewijk XIV van Frankrijk had beloofd om de Republiek te vernederen. Als voorwendsel tot de oorlogsverklaring, welke werd voorafgegaan door een aanval van Robert Holmes bij Wight op de Nederlandse Smyrnavloot onder Adriaan de Haese (23-24 Mrt 1672), diende o.a. het feit, dat Nederlandse oorlogsschepen in de Noordzee de vlag niet hadden gestreken voor het Engelse koningsjacht, de Merlin, met de vrouw van de Britse gezant aan boord (24 Aug. 1671). In het rampjaar 1672 was de slag bij Solebay (7 Juni), waarin de vloot van De Ruyter, met Cornelis de Witt als regeringsgevolmachtigde, de Engelsen onder de hertog van York en de Fransen onder Jean d’Estrées met succes aantastte, vrijwel de enige hoopgevende gebeurtenis, doch in 1673 keerde de kans, toen De Ruyter in de twee slagen op Schooneveld en in die bij Kijkduin (7, 14 Juni, 21 Aug.), samen met de weer verzoende Cornelis Tromp, Aart van Nes, Adriaan Banckert en vele anderen de vijandelijke vloten onder prins Ruprecht van de Palts en Estrées versloeg. Het voornaamste wapenfeit in de strijd buiten Europa was de verovering van Nieuw-Nederland door Cornelis Evertsen de Jongste en Jacob Binckes (Aug. 1673). Bij de tweede vrede van Westminster werd dit gebied echter weer afgestaan, in ruil voor het verloren gegane Suriname, en werd het vlaggesaluut uitdrukkelijk als een recht van de Britse koning aangemerkt, maar zonder gebruik van het woord „heerschappij” of „souvereiniteit” ter zee. De „Britse zeeën” werden omschreven als die tussen Landsend en Kaap Stadt in Noorwegen, doch de visserij zou daar niet worden belemmerd.
De VIERDE ENGELSE OORLOG (20 DeC. 1780 - 20 Mei 1784) was een gevolg van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-1783), waarin de Nederlandse handel op Frankrijk, dat in 1778 partij koos tegen Engeland, door dit land met aanhouding en onderzoek van schepen werd belemmerd. Engeland beschouwde nl. alle scheepsbehoeften als contrabande, terwijl de Nederlandse Staten-Generaal eerst slechts masten en timmerhout van het recht op convooi wilden uitzonderen en vervolgens (Apr. 1780), onder Franse pressie en na het opbrengen van een door Lodewijk van Bylandt geconvooieerde koopvaardijvloot (Dec. 1779), besloten tot het verlenen van onbeperkt convooi. Hun toetreding tot het door Catharina II van Rusland opgerichte Verbond van Gewapende Neutraliteit deed Engeland ten slotte de oorlog verklaren. Het ernstige verval van de Nederlandse marine, waardoor de koopvaardij grote schade leed, en in het bijzonder de mislukte expeditie naar Brest onder Lodewijk van Bylandt waren olie op het vuur van de twisten tussen Patriotten en Prinsgezinden, al stonden hiertegenover enkele eervolle wapenfeiten, zoals de tocht van kapitein Adriaan de Roock naar en van de West in 1781, de verdediging van Cura$ao en de strijd van schout-bijnacht Zoutman tegen het eskader van Sir Hyde Parker bij Doggersbank (5 Aug. 1781). Buiten Europa was het behoud van de meeste Nederlandse bezittingen vnl. aan de Fransen te danken. In het vredesverdrag van Parijs, waarbij de Republiek Negapatnam verloor, bleef de omschrijving van de rechten der neutralen achterwege.
DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: P. J. Blok, Gesch. v. h. Ned. volk, 3de dr., 4 dln (Leiden 1923-26); I. H. Gosses en N. Japikse, Handb. tot de staatk. gesch. v. Ned., 3de dr. (Den Haag 1947); J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 2de dr., 5 dln (Haarlem 1858-’62); J. G. Mollema, Gesch. v. Ned. ter zee, 4 dln (Amsterdam 1939-’42); W. L. Glowes, Royal Navy, 6 dln (London 1897-1901); D. Hannay, Short history of the Royal Navy, 1217-1815, 2 dln (London 1897-1909); J. E. Elias, Het voorspel v. d. Eersten Eng. Oorlog, 2 dln (Den Haag 1920); Idem, Schetsen uit de gesch. v. ons zeewezen, 6 dln (Den Haag 1916-’30); Idem, De tweede Eng. Oorlog als het keerpunt in onze betrekkingen met Eng. (Ver- hand. Kon. Akad. v. Wet., Afd. Lett., Nieuwe Reeks, dl 29. no 5, Amsterdam 1930); J. G. M. Warnsinck, Drie 17de-eeuwsche admiraals (Amsterdam 1938); Idem, Van vlootvoogden en zee- slagen (Amsterdam 1940); Idem, Twaalf doorluchtige zeehelden (Amsterdam 1941); P. J. Blok, Midi. Adr. de Ruyter, 3de dr. (Den Haag 1947); J. K. Oudendijk, M. Hz. Tromp (Den Haag 1942); Idem, Johan de Witten de zeemacht (Amsterdam 1944); A. Hal- lema, Gom. Mz. Tromp, 1629-1691 (Den Haag 1941); D. F. Scheurleer, Onze mannen ter zee in dicht en beeld, 3 dln (Den Haag I9i2-’i4); Idem, Van varen en vechten 3 dln (Den Haag 1914.); P.J. van Winter, De Acte van Navigatie en de vrede van Breda (Bijdr. v. d. gesch. der Ned., dl 4, afl. 1-2, 1949).