Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ENGELSE HOORN

betekenis & definitie

is een houten blaasinstrument, dat tot de hobofamilie behoort, met een omvang, die een kwint lager ligt dan de hobo*, en daarom ook wel (en juister) althobo genoemd wordt. Om de Engelse hoorn gemakkelijker bespeelbaar te maken voor hoboïsten, schrijft men de hobo-greep, d.w.z. men noteert een kwint hoger dan de werkelijke klank is

De bouw van de Engelse hoorn wijkt van de hobo af door de peervormige klankbeker en door het gebogen metalen buisje, waarmee het uit een dubbel riet bestaande mondstuk op het instrument is bevestigd. De klank van de Engelse hoorn is voller en melancholieker dan van de hobo.

De herkomst van het instrument is nog onzeker. Ongeveer op de helft van de 18de eeuw moet het ontstaan zijn door de peervormige klankbeker van de oboe d’amore (z hobo) aan te brengen op de oboe da caccia. De wel eens als uitvinder genoemde Gius. Ferlendis uit Bergamo schijnt alleen verbeteringen te hebben aangebracht. Ook de oorsprong van de naam is onbekend. In Engeland heet het „French” horn. Vele auteurs nemen aan, dat de naam ontstaan is door het veelvuldige voorkomen van een tenorhobo-vorm in Engeland. Omdat de althobo een tijdlang gebouwd werd in een geknikte vorm, heeft men ook wel een verbastering van „cor anglé” (gehoekte hoorn) ter verklaring van de naam aangenomen.

Bach en de Weense klassieken schreven hun althobopartijen voor de oboe da caccia. Schubert en Schumann gebruikten beide types. Vooral operacomponisten zoals Gluck en Rossini, ontdekten de voordelen van de Engelse hoorn, die sindsdien de oboe da caccia geheel verdrongen heeft.

In het orgel wordt een bepaald 8-voet-register van opslaande tongpijpen eveneens Engelse hoorn genoemd. Bij het harmonium wordt de naam gebruikt voor een krachtig basregister.

Lit.: C. Sachs, Handb. d. Instrumentenkunde (Leipzig 1930); G. Moritz, Die Orchesterinstrumente (Berlin 1942).