(1, geneeskunde) (Gr. ἐνδημος, endêmos — inheems) is het verschijnsel, dat een ziekte in een bepaalde landstreek geregeld voorkomt. Het woord wordt vnl. gebruikt als het infectieziekten betreft (bijv. malaria is endemisch in de Zaanstreek, cholera is endemisch in de Gangesdelta), maar ook wel voor andere ziekten (bijv. endemische krop in Zwitserland).
Gedurende endemieën doen zich de ziektegevallen schijnbaar zonder onderling verband als zgn. sporadische gevallen voor.(2, plantkunde); een plantensoort heet endemisch, wanneer zij slechts een zeer beperkt verspreidingsgebied heeft, dit in tegenstelling met cosmopolitische soorten, die men overal verspreid vindt, zoals de weegbree. Bevorderlijk voor het ontstaan van een endemisme is, dat het gebied afgesloten is en weinig uitwisseling met de buitenwereld heeft. Dit is vnl. het geval bij afgelegen eilanden of eilandgroepen en moeilijk toegankelijke dalen in het hooggebergte. Zo komt de varen Thyrsopteris elegans alleen op het eiland Juan Fernandez voor. De Saxifragacee ^ohlbrucknera paradoxa bijv. vindt men in de Alpen slechts in een klein gebied van Karinthië en Stiermarken, Draba araratica en Pedicularis araratica slechts op de berg Ararat. Veelal verschillen endemische soorten niet sterk van andere, niet-endemische. Men spreekt dan van progressieve endemismen. Zij kunnen echter ook de overblijfselen zijn van een reeds lang vergane flora, zijn dan zeer oud. Men noemt dit relict-endemismen. Hoe afgelegener het gebied, hoe meer endemische plantensoorten het oplevert. Zo zijn er op de Canarische eilanden 45 pct endemismen, op St Helena, evenals op de Hawaii-eilanden, zelfs meer dan 50 pct.