Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EMISSIE

betekenis & definitie

noemt men de uitgifte van effecten (obligaties of aandelen) door overheidslichamen, kerkgenootschappen, naamloze vennootschappen, coöperatieve verenigingen, andere verenigingen en stichtingen. Zij kan zijn onderhands, wanneer de effecten geplaatst worden direct bij de uitgevende instelling, belanghebbenden of bij grote beleggers, dan wel publiek, wanneer de effecten worden aangeboden aan gegadigden in wijde kring.

Een publieke emissie wordt, behalve door middel van advertenties, aangekondigd door een zgn. prospectus. Dit prospectus vermeldt de naam der uitgevende instelling, de aard en het bedrag der uit te geven effecten, de koers van uitgifte en eventuele verdere voorwaarden en bevat voorts gegevens, die een inzicht geven in de financiële positie der uitgevende instelling.Tot 1946 was het uitgeven van effecten in NEDERLAND geheel vrij. De enige wettelijke voorschriften ter zake betroffen de koers van uitgifte van aandelen van een naamloze vennootschap (art. 38, a, lid 2 W.v.K.), dat het voor emissiehuizen mogelijk maakt aandelen van een N.V. ter uitgifte over te nemen beneden parikoers, echter niet beneden 94 pct, en de civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het prospectus (artt. 1416a tot en met 1416d B.W. en art. 335 W.v.Str., ingevoerd bij de wet van 2 Juli 1928, Stbl. 216). Sedert Juni 1946 wordt in Nederland door De Nederlandsche Bank op de emissie van effecten toezicht uitgeoefend, zulks ten einde te verzekeren dat aan uitgiften in het belang van het herstel van het economisch leven een zekere voorrang zou worden verleend.

In BELGIË is het uitgeven van effecten, sedert 1935, onderworpen aan een voorafgaande kennisgeving en mededeling van een dossier aan de Bankcommissie. Luidens art. 26 van het koninklijk besluit no 185 van 9 Juli 1935 op de bankcontrôle en het uitgifteregime voor titels en effecten, moet alwie voornemens is, hetzij effecten of winstaandelen van vennootschappen, hetzij obligaties met een looptijd van ten minste vijf jaar uit te geven, openbaar te koop te stellen, te koop te bieden of te verkopen, de Bankcommissie hiervan vijftien dagen van tevoren verwittigen. Bij die kennisgeving moet een bundel gevoegd worden, opgemaakt volgens de voorschriften der Bankcommissie.

De Bankcommissie heeft echter generlei bevoegdheid om een uitgifte definitief te verbieden. Ingeval zij van oordeel is dat een uitgifte zodanig gedaan wordt, dat zij de inschrijvers op een dwaalspoor kan brengen omtrent de aard van de zaak of omtrent de aan de effecten verbonden rechten, dan mag zij de uitgifte verdagen en zelfs haar beslissing openbaar maken. Zij mag eveneens de uitgifte verdagen om te beletten dat op een gegeven ogenblik een overmatig beroep zou worden gedaan op de beschikbare kapitalen.

Het toezicht, uitgeoefend door de Bankcommissie, op het uitgeven van effecten heeft dus hoofdzakelijk voor doel, de coördinatie te bevorderen van de oproepingen tot het crediet en het gespaard vermogen. Dit toezicht is tevens een aanvulling van de wetten op de handelsvennootschappen, welke de bescherming beogen van het spaarwezen.

In enige andere landen gaat het toezicht op de emissies verder, met name bijv. in de V.S., waar het wordt uitgeoefend door de Securities and Exchange Commission en in Engeland, waar het Capital Issues Committee met die taak is belast.

Emissies kunnen worden onderscheiden in emissies zonder en met speciale voorrechten. Deze voorrechten kunnen zijn: a. een recht van voorkeur voor oude aandeelhouders op grond waarvan deze in een bepaalde verhouding tot hun aandelenbezit tegen een lagere koers dan die welke geldt voor zgn. vrije inschrijvers, kunnen inschrijven; b. een uitsluitend recht van oude aandeelhouders om in een bepaalde verhouding tot hun aandelenbezit in te schrijven; c. een recht van voorkeur voor houders van aflosbaar gestelde obligaties ener uitstaande lening om op nieuwe obligaties tot het bedrag der aflosbaar gestelde in te schrijven.

Van de aan aandeelhouders toegekende voorrechten is dat vermeld onder b. het meest gebruikelijk. Het wordt in de regel uitgeoefend door inlevering van een bepaald dividendbewijs, dat claim wordt genoemd.

Een emissie kan uitgaan van het kapitaalbehoevende lichaam zelf zonder enige bemiddeling van anderen of men kan daarbij gebruik maken van de bemiddeling van emissiehuizen. In Nederland zijn dat uitsluitend banken en commissionnairs in effecten, in andere landen, bijv. in Engeland, komen ook gespecialiseerde emissiehuizen voor. De bemiddeling van banken en commissionnairs kan bestaan in het verlenen van „guichet” dan wel in het garanderen of overnemen der emissie. In het eerste geval stellen de bankiers en commissionnairs hun loketten tegen vergoeding van een zgn. guichetprovisie beschikbaar voor het in ontvangst nemen der inschrijvingen, terwijl zij zich verder belasten met de toewijzing, het incasseren der stortingen, zomede het afgeven van voorlopige stukken (recepissen) en definitieve stukken. In het tweede geval verbinden een of meer banken en/of commissionnairs (die, wanneer zij gezamenlijk optreden, een zgn. garantiesyndicaat of consortium vormen) zich om de niet geplaatste stukken voor een bepaalde koers over te nemen tegen vergoeding van een garantieprovisie, dan wel zij nemen alle uit te geven stukken tegen een bepaalde koers over om die tegen een hogere koers bij het beleggend publiek te plaatsen. Materieel komen beide methoden op hetzelfde neer.

De gegadigden voor de geëmitteerde effecten dienen hun inschrijving in op bij de prospectussen verstrekte inschrijvingsbiljetten. Worden hun de gevraagde stukken geheel of gedeeltelijk toegewezen, dan ontvangen zij een desbetreffende toewijzingsnota.

Indien en voor zover de inschrijvers recht van voorkeur hebben worden de gevraagde stukken ten volle toegewezen. Is zulks niet het geval en is het aangeboden bedrag overschreden (overtekend), dan moet worden beslist hoe de toewijzing zal geschieden. In verband met de beursvoorschriften mag men daarbij niet willekeurig te werk gaan, doch moet dit systematisch geschieden. Een schijnbaar eenvoudige oplossing zou zijn om alle inschrijvers een gelijk percentage (met afronding op het nominale bedrag der stukken) toe te wijzen. Bij dit systeem bestaat echter het gevaar, dat men, wanneer verwacht wordt, dat de emissie een succes zal zijn, voor grotere bedragen inschrijft dan men eigenlijk wil ontvangen (het zgn. majoreren), om op deze wijze toch het gewenste bedrag te krijgen. Het majoreren geschiedt dikwijls door degenen, die verwachten uit een koersstijging na de emissie een voordeel te behalen (agio- of premiejagers). Men heeft in beurskringen tegen deze uitwassen veel bezwaren en daarom is ook wel gepoogd die te ondervangen. Dit is zeer moeilijk omdat majoreren veelal niet is aan te tonen en omdat voorkomen moet worden, dat kleine bonafide beleggers in het gedrang komen. In de practijk lost men het probleem veelal zo op, dat men reductie toepast op de grote inschrijvingen. Soms is de overtekening zo groot, dat ook dit niet helpt. Dan past men wel een degressieve toewijzingsschaal toe, bijv. inschrijvingen tot 10 stukken 1 stuk, 11 tot 30 stukken 2 en meer dan dertig 3.

Het majoreren is een uitvloeisel van het systeem van uitgifte tegen een vaste koers. Om het majoreren te voorkomen wordt dan ook wel het zgn. tendersysteem toegepast. Hierbij wordt slechts een minimumkoers aangegeven. Overigens bepalen de inschrijvers zelf voor welke koers zij het door hen gewenste aantal stukken willen hebben. De toewijzing geschiedt successievelijk aan de inschrijvers, die de hoogste koers hebben geboden in rangorde van hun bod, totdat het gehele bedrag is ondergebracht. Als toewijzingskoers wordt aan alle inschrijvers berekend de koers, waartegen het laatste stuk is geplaatst. In Nederland heeft dit systeem geen ingang gevonden, doch in het buitenland wordt het wel toegepast.

Het verlenen van voorkeur aan inschrijvers, die bereid zijn hun stukken gedurende een bepaalde tijd niet te verkopen (blokkadeverplichting), is eveneens een middel tegen premiejagerij. Het wordt echter weinig toegepast.

D. C. RENOOY

Lit.: O. B. w. de Kat Effectenbeheer, 3de dr. (1932), pag. 753-776; J. J. Polderman, Effecten en Effectenhandel (1935), 172-190.