Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Emile vandervelde

betekenis & definitie

Belgisch socialistisch staatsman en publicist (Elsene 25 Jan. 1866 27 Dec. 1938), behaalde het doctoraat in de rechten en in de sociale wetenschappen en bovendien het speciaal doctoraat in de staathuishoudkunde aan de Brusselse Universiteit.

Reeds als student trad hij toe tot de Socialistische Partij (1885) en in 1889 stichtte hij de Socialistische Studentenvereniging. Als verkozene voor Charleroi, behoorde hij tot de groep socialistische volksvertegenwoordigers die, na de invoering van het meervoudig algemeen kiesrecht, in 1894 voor het eerst de Kamer betraden. Vanaf 1900 zou hij steeds voor het arrondissement Brussel worden verkozen. In 1895 werd hij hoogleraar aan de pas opgerichte Universitè Nouvelle en later (1925) doceerde hij geschiedenis van de sociale leerstelsels aan de Vrije Universiteit te Brussel.

Dank zij zijn intellectuele vorming en zijn veelzijdigheid — hij bezat de gaven, vnl. het redenaarstalent, van de agitator en in even grote mate de wetenschappelijke belangstelling van de man van studie — trad hij zeer snel op de voorgrond in zijn partij. De „Verklaring van Quaregnon” (1894) kwam volgens zijn ontwerp tot stand, terwijl de strijd om het enkelvoudig algemeen kiesrecht onder zijn leiding werd gevoerd. Bij het uitbreken van Wereldoorlog I kreeg hij de titel van minister van State en werd aldus als eerste Europese socialist opgenomen in een oorlogskabinet. Op 17 Febr. 1916 werd hem een onderdeel van het ministerie van Oorlog toevertrouwd en op 4 Aug. 1917 het ministerie van Bevoorrading.

In de eerste naoorlogse regeringen, die tal van sociale maatregelen doorvoerden, beheerde hij het departement van Justitie (21 Nov. 1918-24 Oct.1921).

Als zodanig bracht hij o.m. tot stand: de uitzonderingswet i.z. huishuur, de afschaffing van art. 31 o Strafwetboek, de alkoholwet, hervormingen van het gevangeniswezen. Hij trad op als derde Belgische vertegenwoordiger op de Vredesconferentie van Versailles en ondertekende, als zodanig, het vredesverdrag, waarin, mede onder zijn invloed, sociale bepalingen werden opgenomen (1919). In hetzelfde jaar werd hij lid van de Koninklijke Belgische Academie. In de regering-Poullet-Vandervelde (coalitie van christelijke-democraten en socialisten) en in de daarop volgende drieledige regering-Jaspar kreeg hij de leiding van het departement van Buitenlandse Zaken (17 Juni 1925 - 22 Nov. 1927). In deze hoedanigheid vertegenwoordigde hij België in de Volkenbond en werkte hij mee aan de verwezenlijking van het Locarno-pact. In de eerste en tweede regering-Van Zeeland werd hij opgenomen resp. als minister zonder Portefeuille (25 Mrt 1935 - 13 Juni 1936) en als minister van het toen opgerichte departement van Volksgezondheid (tot 28 Jan. 1937). Hij trad af wegens meningsverschillen met betrekking tot de Spaanse burgeroorlog. Was hij sedert jaren de onbetwiste voorman van de Belgische Werkliedenpartij geworden, ook in de Socialistische Internationale bekleedde hij al vroeg een voorname plaats. Van de eerste congressen af nam hij aan de werkzaamheden van de Tweede Internationale deel en in 1900 werd hij voorzitter van het Bureau der Socialistische Internationale, waarvan de zetel te Brussel gevestigd werd. Hij liet een aanzienlijk aantal sociale en politieke studies achter, die hem een plaats deden verwerven als neo-marxistisch theoreticus van het socialisme.

DR W. VAN DEN STEENE

Bibl.: Enquête sur les associations professionnelles d’artisans et d’ouvriers en Belgique, 2 dln (Bruxelles 1891); Le collectivisme et l’évolution industrielle (Paris 1900, 2de ui tg. 1921, Ned. vert. Amsterdam 1902) ; La propriété foncière en Belgique (Paris 1900) ; L’exode rural et le retour aux champs (Paris 1902) ; Le socialisme en Belgique (Paris 1903, met J. Destrée) ; La question agraire en Belgique (Paris 1905) ; Le socialisme et l’agriculture (Bruxelles 1906); Essais socialistes (Paris 1906); Le socialisme agraire (Paris 1908) ; La Belgique et le Congo (Paris 1911) ; La grève générale en Belgique (avril 1913) (Paris 1914, met L. de Brouckère); Le socialisme contre l’état (Paris 1918, Ned. vert. Brussel 1949) ; Faut-il changer notre programme? (Bruxelles 1923, Ned. vert.: Na-oorlogsch socialisme, Brussel 1924); Le Marxisme a-t-il fait faillite? (Bruxelles 1928); La psychologie du socialisme (Bruxelles 1928); A travers la Révolution chinoise (Paris 1931); Le cinquantenaire du P.O.B. (Bruxelles 1936); Souvenirs d’un militant socialiste (Paris 1939).

Lit.: E. van den Berghe, E. V., sa doctrine, son action, (Courtrai 1928); L. de Brouckère e.a., E. V. L’homme et son œuvre (Bruxelles 1928); J. Messine, E. V. Ein grosser Belgier (Zürich 1948).

< >