Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ELBING

betekenis & definitie

(Pools Elblag), een stad in Polen, vóór Wereldoorlog II deel uitmakende van de Duitse provincie Oost-Pruisen, ligt aan de evenzo genoemde rivier, die door een kanaal met de Nogat of de oostelijke arm van de Weichsel verbonden is, en heeft spoorwegverbindingen met Malbork (Marienburg), Ostrod, Brunsberga en Orneta (Wormdill). De stad ligt aan de westelijke rand voor de zgn.

Elbinger Höhe (hoogste punten ruim 190 m), die met een steile rand tegen de vlakte af breekt.Elbing (1939 85 952 inw., van wie ca 1/4 R.K.) bestaat uit een oude stad, deNeustadtenhetSpeichereiland, is marktplaats voor de omgeving, doch was vóór Wereldoorlog II in de eerste plaats industriestad. De Schichause scheepswerf, locomotievenen machinefabriek (in 1861 door Ferd. Schichau gesticht) was het grootste industriële bedrijf. Verder heeft men er ijzergieterij, machines-, sigaren-, lak- en metaalwarenfabricage, een messingfabriek, vlas- en hennepspinnerij, een orgelfabriek en bierbrouwerijen. Het binnenscheepvaartverkeer geschiedt naar het Z. op het Elbing - Oberländische kanaal en naar de Nogat door het Kraffohlkanaal. De Elbinger Höhe vormt een landschap met veel natuurschoon, en is een wintersportgebied.De stad is in 1237 gesticht door kolonisten uit Lübeck en Bremen, die zich vestigden rondom een burcht der ridders van de Duitse Orde. In de 13de eeuw was zij de hoofdzetel van het land der Duitse Orde. Reeds vroeg werd zij in de Hanze opgenomen en ontwikkelde zich snel. In 1466 werd zij bij Polen ingelijfd, kwam in 1772 bij Pruisen en maakt sinds 1945 weer deel uit van Polen. De stad heeft vele kerken, w.o. de Gothische Mariakerk (uit de 13de eeuw).

Lit. :Die StadtElbing. Hrsg. von Magistrat, bcarb. v. C. Uffhausen (Berlin 1929); Edw. Garstenn, Gesch. der Hansestadt Elbing (1937)> A. Grunau, Ignatz und George Grimau 1795-1890; Ein Beitrag z. Gesch. Elbings im 19. Jahrh. (1937).

< >