Karolingisch letterkundige (in Maingouw ca 770 - Seligenstadt 14 Mrt 840), werd te Fulda opgevoed. Sedert 796 treft men hem in de omgeving van Karel de Grote aan.
Hij was een van de aanzienlijkste leden der letterkundige groep, die men Paltsacademie noemt en een vertrouweling van de vorst. In de jaren na de keizerskroning werd Einhard met twee belangrijke politieke opdrachten belast (806, bij de opvolgingsregeling; 813, bij de kroning van Lodewijk de Vrome als geassocieerd keizer). Te Aken was hij hoofd van de dienst der gebouwen van de Palts. Na Karels dood werd hij secretaris van Lodewijk de Vrome en stond van 817 af Lotharius, de nieuwe geassocieerde keizer, bij. Lodewijk maakte hem tot lekenabt van St Pieters en St Baafs te Gent en van St Servatius te Maastricht. In 830 koos hij geen partij tussen de keizer en diens opstandige zonen; hij trok zich uit de dienst terug en ging in zijn geboortestreek te Seligenstadt leven.Uit deze jaren dagtekenen zijn voornaamste werken. In 830 of korte tijd later schreef hij de Vita Karoli, uitg.: Holder-Egger (Hannover 1911); Halphen (Paris 1923), een van de merkwaardigste gewrochten van de Karolingische Renaissance en de oudste levensbeschrijving in de moderne literatuurgeschiedenis. Structuur, stijl en taal zijn door Suetonius beïnvloed. Hierdoor verliest het werk echter niets aan waarde als historische bron. Zij is het hoofdzakelijk, die toelaat Karels persoonlijkheid te kennen. In de Translatio ss. Marcellini et Petri vertelt Einhard hoe hij de relikwieën van deze heiligen uit Rome naar zijn kerk te Seligenstadt liet brengen. Uit dit werk, evenals uit Einhard’s brieven leert men veel over het maatschappelijk leven in zijn tijd, o.m. in de Nederlanden.
PROF. DR F. L. GANSHOF
Lit.: L. Halphen, Études critiques sur l’histoire de Charlemagne (Paris 1921); F. L. Ganshof, Notes critiques sur Eginhard (Rev. beige Pliil. Hist. 1924); S. Hellmann, Einhards literarische Stellung (Histor. Vierteljhrs., 1932); A. Kleinclausz, Eginhard (Paris 1942).