noemt men het zich eigenmachtig recht verschaffen door de gerechtigde zonder tussenkomst van rechter en overheid. In het algemeen is zij, wanneerzij leidt tot aanranding van iemands rechtsgoederen (vrijheid, lijf, vermogen, rust), in het huidige onderlinge verkeer verboden; ook al is deze tot het afgedwongene verplicht.
Zou het anders zijn, dan zou al te gemakkelijk het vermeende recht van de sterkste of, een stap verder, diens willekeur gaan zegevieren en daarmee het onrecht. Toch kent het recht, ook buiten het tussenstaatse verkeer, waar de eigenrichting bij wijze van een grijpen naar de oorlogswapenen nog welig tiert, nog verschillende geoorloofde vormen er van. Zo heeft hij, op wiens erf de wortels doorschieten van de bomen van zijn nabuur, het recht deze zelf weg te hakken en ook om de overhangende takken ervan af te snijden, wanneer de eigenaar op zijn aanmaning weigert het te doen (art. 714 B.W.), terwijl een feit, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, het onrechtmatige karakter, dat het in andere omstandigheden zou bezitten, verliest (art. 41 W.v.Sr.; verg. W. P. J. Pompe, Handb. van het Nederl. strafrecht, § 16, no 63).Een algemeen eigenrichtingsartikel, gelijk dit elders wel voorkomt, kent het Nederlandse geschreven recht niet; de grens van het geoorloofde kan hierdoor wel eens enigszins twijfelachtig zijn, doch de schaarse rechtspraak te dezer zake bewijst wel, dat de bezwaren hiervan niet groot zijn.
PROF. MR R. P. CLEVERINGA
Lit.: Van Rossem-Cleveringa, Het Ned. wetb. van burg. rechtsvordering, II, 3de dr., blz. 1-2; Star Busmann, Hoofdstukken v. burg. rechtsvord. (nieuwe uitg., 1948), § 8; F. van Leer, Het verbod van eigenrichting (Prf. Amsterdam 1909); J. C. van Oven in: Haagsch Maandblad 1928, blz. 451—461; A. Vallimaresco, La justice privée en droit moderne (1926); Eug. Desgranges, Essai sur la notion de voie de fait en droit admin. fr$. (i937).