Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Aanranding

betekenis & definitie

Het NEDERLANDSE Wetboek van Strafrecht gebruikt in verschillende artikelen de uitdrukking „feitelijke aanranding” en verstaat hieronder:

1. elke daad van geweld gericht tegen de persoon des Konings of der Koningin (art. iog), den troonopvolger, een lid van het Koninklijk huis of den Regent (art. 110), en tegen een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende Staat (art. 116);
2. handelingen, waarbij men door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, aangeduid als feitelijke aanranding der eerbaarheid (art. 246);
3. het feitelijk aanranden van den schipper door een schepeling, insubordinatie genoemd (art. 395).

Hiernaast spreekt het Wetboek van Strafvordering in de artt. 540 en volgende over ernstige aanranding der openbare orde. Krachtens deze bepalingen kunnen door rechterlijke bevelen maatregelen getroffen worden tegen de persoon, die zich schuldig maakt aan een feit, waardoor de openbare orde ernstig wordt aangetast, al is voorlopige hechtenis op grond van het begane feit niet mogelijk. De rechter kan hem gedragsregels opleggen. Deze in 1925 in de Wet opgenomen voorschriften zijn een vrije navolging van het Engelse instituut „recognizance to keep the king’s peace”.

Het BELGISCH Strafwetboek gebruikt de woorden aanranden en aanranding als juridische termen eigenlijk maar in drie gevallen.

1. De Belgische Strafwetgever beschouwt als misdaad of wanbedrijf, het vormen van elke vereniging met het doel personen of eigendommen aan te randen, en dit door het feit alleen van het inrichten van de bende (art. 322 B. Strafwetboek); in de artt. 323, 324 en 325 worden de verdere strafbepalingen uitgewerkt. Hebben de schuldigen zich evenwel vóór elke poging tot misdaden of wanbedrijven, die het voorwerp waren van de vereniging, en vóór elk begin van vervolging het bestaan van die benden en de namen van hun opper- en onderbevelhebbers aan de overheid bekendgemaakt, dan blijven ze vrij van de straffen door den wetgever voorzien (art. 326).
2. In de artt. 443-452 van het Strafwetboek worden de gevallen van aanranding van de eer of van de goede naam van personen vermeld en gestrafe.
3. Aanranding op de eerbaarheid. De Belgische Strafwetgever maakt een onderscheid tussen de gevallen waarin de aanranding is geschied met of zonder geweld of bedreigingen om de straffen vast te stellen die dienen toegepast te worden. Als verzwarende omstandigheden gelden de aanranding, gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van minder dan 16 jaren oud (art. 372, 1e al.; art. 373, 3e al.; art. 376), van meer dan 16 jaren oud doch minderjarig (art. 372, 2e al.; art. 373, 2e al.), de aanranding gepleegd door een bloedverwant in opklimmende lijn en door de overige personen opgesomd in het art. 377 van het Strafwetboek. De straffen gaan van opsluiting tot levenslange dwangarbeid.

Bovendien bepaalt art. 378 dat de schuldige veroordeeld wordt tot de ontzetting van het recht om

a. openbare ambten of bedieningen te bekleden,
b. eretekenen of titels van adel te dragen,
c. gezworene, deskundige of getuige te zijn,
d. deel uit te maken van een familieraad of het ambt uit te oefenen van gerechtelijk raadsman of voorlopig bewindvoerder.

Is de vader of de moeder de dader geweest van de feiten, dan wordt deze ouder beroofd van de rechten en voordelen hem toegekend op de persoon en op de goederen van de kinderen ingevolge de artt. 371 -387 van het Burgerlijk Wetboek.

< >