[/i]heer en eerste graaf (Hattem 3 Apr. 1438 - Egmond 21 Aug. 1516), was de oudste zoon van Willem (gest. 1483) en nam als deze (na een tocht naar het Heilige land) ijverig deel aan de strijd van de Kabeljauwsen tegen de Hoeksen in Holland en Utrecht. Hij vergezelde Karel de Stoute bij Neuss en werd in 1476 raad in ’t Hof van Holland en in 1477 kamerheer van Maximiliaan, die hem in 1486 verhief tot graaf van Egmond en in 1491 opnam in het Gulden Vlies.
Hij was in 1481 slotvoogd van Gorinchem en na de dood van Joost van Lalaing stadhouder van Holland (1483-1515). Hij kocht de heerlijkheden Purmerende, Baer, Hoog- en Aartswoude en bevond zich te Aken, toen Maximiliaan er tot Rooms koning gekroond werd (1486). Als een van de ijverigste leiders van de Kabeljauwsen veroverde hij Dordrecht en Hoorn, belegerde in 1486 Rotterdam en behaalde in 1490 een belangrijke overwinning op de Hoeksen in het Gat van Brouwershaven, terwijl hij in 1492 de onlusten van het Kaas- en Broodvolk dempte. Eerst in Sept. 1515 legde hij het stadhouderschap neer en werd opgevolgd door Hendrik van Nassau. Hij was gehuwd met Magdalena van Werdenberg en had verscheiden kinderen, o.a. Walburga, de eerste vrouw van graaf Willem van Nassau, de vader van de prins van Oranje.