Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Egmond, Karel van

betekenis & definitie

graaf, prins van Gavere en Steenhuyse enz. (gest. te ’s-Gravenhage 18 Jan. 1620) was een jongere zoon van Lamoraal, bleef een ijverig aanhanger van de koning en woonde in 1593 te Brussel, waar hem door tussenkomst van de Jezuïeten de goederen zijns vaders, in Brabant en Vlaanderen gelegen, werden teruggegeven. Hij voerde dientengevolge de titel van prins van Gavere, heer van Fiennes, Armentières, La Hamaide en Beierland, werd ridder van het Gulden Vlies, stadhouder van Namen (1599) en meermalen gezant, naar Denemarken en bij de keizer.



Egmond, Lamoraal van

graaf, (La Hamaide, Henegouwen, 18 Nov. 1522 - Brussel 5 Juni 1568) was de tweede zoon van graaf Jan (gest. 1528) en verkreeg door de dood van zijn broeder Karel behalve de grafelijke waardigheid de heerlijkheden Purmerende, Hoogwoude, Aartswoude en Beierland in Holland en van Fiennes, Sottegem, Dondes, Armentières en Auxy in Vlaanderen, door keizer Karel V werd hij bovendien verheven tot prins van Gavere (1553).

In 1538 was hij met zijn broer Karel in Spanje, nam deel aan de tocht van Karel V naar Tunis en keerde in 1542 terug. Hij bleef in krijgsdienst, streed tegen Gulik en Frankrijk en volgde in 1543 René van Chalon op als bevelhebber van een bande d’ordonnance. Reeds vroeg genoot hij de gunst van Karel V. In 1544 trad hij in de echt met Sabina van Beieren, dochter van Paltsgraaf Johan. In 1546 werd hij ridder van het Gulden Vlies. Hoe hoog hij in ’s Keizers gunst stond, blijkt uit het feit, dat hij deze vergezelde op de Rijksdag van Augsburg en diens zoon op zijn huldigingstocht door de Nederlanden (1549). Na deelgenomen te hebben aan de hernieuwde oorlog met Frankrijk (beleg van Metz), reisde hij in 1554 naar Engeland om er te onderhandelen over het huwelijk van Philips met Maria, toen koningin van Engeland; hij nam zelfs de plaats in van prins Philips, toen het huwelijk voor de vorm voltrokken werd.

Enige jaren later benoemd tot bevelhebber van de lichte ruiterij uit de Nederlanden behaalde hij in de veldslagen bij St Quentin (1557) en Grevelingen (1558) grote roem. Toen Philips II uit de Nederlanden naar Spanje vertrok (1559), benoemde hij Egmond, die in 1552 tijdelijk gouverneur van Luxemburg was geweest, tot stadhouder van Vlaanderen en Artois, tot lid van de Raad van State en tot bevelhebber van het Spaanse krijgsvolk. Bij het verzet van de edelen tegen de regeringswijze van Philips II vormde hij met Willem van Oranje en de graaf van Hoorne een driemanschap, dat zich tegen kardinaal Granvelle verzette. Door een scherp vertoog (23 Juli 1563) trachtten zij diens verwijdering uit de Nederlanden te bewerken bij de koning, terwijl zij de vergadering van de Raad van State niet meer wilden bij wonen. Nadat Granvelle in 1564 vertrokken was, nam Egmond met de beide anderen weer zitting in de Raad van State, die nu grote invloed op de regering scheen te krijgen. Om de moeilijkheden in het land en de zeer slechte toestand van de geldmiddelen aan de koning bekend te maken, zond de Raad hem naar Spanje. In 1565 werd hij te Madrid met de meeste onderscheiding ontvangen en met schone beloften gepaaid. Toen de bevelen van Philips geheel anders bleken te zijn, toonde hij zich diep teleurgesteld en kwam nog meer onder invloed van Oranje. Hij wilde wel meedoen aan vergaderingen, waarin critiek op het regeringsbeleid werd uitgeoefend en keurde ook het Compromis van de Edelen en de aanbieding van het Smeekschrift goed, doch wilde in geen geval overgaan tot enig gewapend verzet. Door de landvoogdes werd hij meermalen gebruikt om met de verbonden edelen te onderhandelen. Egmond bleef trouw aan de Katholieke kerk, keurde dan ook de Beeldenstorm beslist af en trad daarna streng op tegen de bedrijvers. Maar, evenals Oranje, trachtte hij tot een accoord te komen, in zijn gewest, met de Calvinisten, doch wilde daarbij niet handelen tegen de uitgesproken wil van Margaretha en al te veel toegeven aan hen, die van de Kerk waren afgevallen.

Hij koos dus de zijde van het wettig gezag en de oude Kerk, verzette zich nogmaals absoluut tegen gewapend optreden van de kant van de edelen en legde de door Margaretha verlangde eed van trouw aan de koning af in het voorjaar van 1567. Vervolgens stond hij de landvoogdes bij in het onderwerpen van het verzet en had o.a. een werkzaam aandeel in de belegering van Valenciennes. Hij bleef dus, trots de waarschuwing van de prins van Oranje, de komst van Alva afwachten. Herhaaldelijk werd hij gewaarschuwd, maar hij bleef vol vertrouwen in de landvoogd, overtuigd als hij was volkomen loyaal te hebben gehandeld. Verraderlijk werd hij na een maaltijd samen met Hoorne gevangen genomen (9 Sept. 1567). De gevangenen werden overgebracht naar Gent en aldaar in het kasteel opgesloten. Vruchteloos beriep hij zich op zijn voorrechten als ridder van het Gulden Vlies, terwijl ook de voorspraak van zijn vrienden en een brief aan Philips zonder gevolg bleven.

Nadat hij te Gent een harde gevangenschap had moeten verduren, werd hij in Dec. 1567 van hoogverraad beschuldigd door de Raad van Beroerte, in ’t voorjaar van 1568 werd een lange aanklacht tegen hem opgesteld, ondanks alle pogingen van Vliesridders, Duitse vorsten, Staten van Brabant enz. om zijn onschuld te bewijzen. In Mei werd de aanklacht aan Alva ter beslissing voorgelegd, die ten slotte, toen hij van de inval van Lodewijk van Nassau bericht kreeg, besloot aan alle uitstel een einde te maken: hij velde het doodvonnis en liet dit onmiddellijk op de markt te Brussel voltrekken (5 Juni 1568), tegelijk met dat van Hoorne, voorafgegaan door dat van een aantal lagere edelen. Zijn verbeurd verklaarde goederen werden later aan zijn kinderen teruggegeven.

Egmond was een dapper krijgsman en schitterend seigneur, maar geen politicus, en miste in het geheel de vastheid van karakter, die voor zijn rol vereist werd. Ondanks zijn veroordeling (zeer zeker oprecht gemeend) van de geloofsvervolging bleef hij gehecht aan de eenheid en ceremoniën van de Katholieke Kerk; ondanks zijn soms heftige woede en door achterstelling gekrenkte eerzucht, bleef hij door en door loyaal tegenover zijn heer, de koning van Spanje. Zijn maatregelen tot behoud van de rust in Vlaanderen misten de kracht van de overtuiging en deden hem alleen maar alle populariteit, zowel bij Katholieken als bij Protestanten, verliezen. Beschouwd uit het oogpunt van de koning werd hij terecht veroordeeld, al had elk ruimer denkend rechter voor hem, wegens zijn verleden en zijn houding in 1567, clementie getoond.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: R. Avermaete, Lamoral d’Egmont (1943); Juste (Th.), Le comte d’Egmont et le comte de Hornes (1862); E. v. Damme, Hist. du procès et de la mort de Lamoral comte d’Egmont (1869); Ch. V. de Bavay, Le procès du comte d’Egmont avec pièces justificatives (1854).



Egmond, Maximiliaan van

graaf van Buren en Leerdam, heer van IJselstein, Maartensdijk enz. (gest. Brussel 24 Dec. 1548) was een zoon van Floris. Hij genoot de gunst van Karel V, die hem ridder maakte van het Gulden Vlies (1531), nadat Maximiliaan hem o.a. gediend had als maarschalk en als één van zijn vertegenwoordigers, die in 1527 te Schoonhoven met de bisschop van Utrecht onderhandelde over de overdracht van het wereldlijk gezag aan Karel V. In 1537 vocht hij in N.W.Frankrijk en van 1540 tot zijn dood was hij stadhouder van Friesland, welk bestuur uitstekend bekend staat. Meer nog bekend en beroemd werd hij door zijn krijgstocht in 1546 tegen het Schmalkaldisch Verbond: hij trok aan het hoofd van 15.000 man over de Rijn tot bij Ingolstadt en veroverde op de terugweg Darmstadt en Frankfort. De keizer beloonde hem hiervoor o.m. met het graafschap Tecklenburg. Toen de beroemde Vesalius hem zijn naderend einde had aangekondigd, kleedde hij zich in volle wapenrusting en verwachtte zo in zijn hofzaal, omringd door vrienden en wapenbroeders moedig de dood (Brantôme, Vies des hommes illustres). Hij was gehuwd met Maria de Lannoy. Hun enige dochter Anna bracht door haar huwelijk met prins Willem I het graafschap Buren en de overige, uitgestrekte bezittingen aan het geslacht van Oranje.



Egmond, Philips van

graaf, prins van Gavere, baron van Gaesbeek enz. (1559 - 14 Mrt 1590) was de oudste zoon van Lamoraal, hij vertoefde na de dood van zijn vader jaren in Duitsland en keerde na de Pacificatie van Gent weder in ’t land terug, waar hij in het bezit van de vaderlijke goederen werd gesteld. Hij koos de zijde van de Staten, werd in 1576 kolonel van een regiment in dienst van de Staten-Generaal en tekende in 1577 de Unie van Brussel. Met andere hoge edelen bevorderde hij de aanstelling van Matthias, aartshertog van Oostenrijk. Niet lang te voren had hij Lier ten behoeve van de Staten ingenomen en in 1579 was hij krijgsbevelhebber te Brussel.

Hij verzoende zich, toen de opstand steeds meer Protestants werd, als overtuigd Katholiek met de koning, na onderhandelingen met Parma. Hij deed nu een vergeefse poging om Brussel voor Parma te verrassen. Met 1400 man begaf hij zich naar Geeraertsbergen, veroverde het en maakte zich vervolgens meester van Ninove (1580). Hier werd hij gevangen genomen en eerst in 1585 tegen De la Noue uitgewisseld. Nu werd hij benoemd tot stadhouder van Artois en ridder van het Gulden Vlies. In 1590 door de koning met hulptroepen naar Frankrijk gezonden, sneuvelde hij aldaar in de slag bij Ivry.

< >